Wetenswaardigheden.
Zonderlinge regenbuien.
Van af het begin der loopende eeuw hebben de weerkundigen en natuuronderzoekers aanteekening gehouden van die zonderlinge luchtverschijnsels, die men wel regens moet noemen, doch in een meer uitgebreiden zin van het woord.
Om te beginnen met den aanvang dezer eeuw, zoo leest men dat in Mei 1805 het koninkrijk Leon in Spanje bezocht werd door een regen van erwten. De botanist Cavanilla, die deze erwten onderzocht, bevond dat zij een eigenaardig licht van zich afwierpen. Hij durfde ze echter geene bepaalde plaats in het natuurrijk aanwijzen. Eene proefneming met de zaden dier erwten in de botanische tuinen van Madrid werden, zooals te verwachten was, niet met gunstigen uitslag bekroond. In 1810 werd melding gemaakt, door een Duitsch blad, van een bloedregen, die meer dan een kwartieruurs aanhield. Men zou hier licht geneigd zijn aan een verdichtsel of eene vergissing te denken, ware het niet dat reeds in de hooge oudheid - o.a. bij Plinius en Livius - sprake is niet alleen van bloedregens, maar ook van honing-, melk- en zelfs van wolregens. Ook gedurende het beleg van Genua in 1774 wordt bericht dat een roode regen zou neergeslagen zijn in de voorstad San Pietro d'Arena. Hier vond het zonderlinge verschijnsel zijne natuurlijke verklaring daarin, dat de wind eene groote hoeveelheid roode aarde had opgevoerd. Nog houde men in het oog dat in het Noorden van Europa de luchtkring vaak bezwangerd wordt met de bloesems der pijnboomen, waardoor de regen dan met eene eenigszins gele tint nederdalen zou.
Op gelijke of dergelijke wijze zouden zich dan ook de regens van wol laten verklaren Bij een oud schrijver leest men in den aanvang dezer eeuw van een regen van ratten en muizen in Lapland en Finmarken, en voor het jaar 1804 vindt men een regen van kikvorschen aangeteekend. Gedurende een jachtstorm in het district Pakroff, Rusland, zou in 1827 een regen van zwarte insekten zijn neergekomen, en ook in de oude Engelsche tijdschriften wordt van rattenregen melding gemaakt. Zelfs leest men van eenen regen van visschen in het graafschap van Kent omtrent het jaar 1666, welk zonderling verschijnsel in 1839 bevestigd werd door een Engelsch officier, die eene hoeveelheid visschen vallen zag, welke door de menigte gretig werd opgeraapt. Dergelijke meteoren meldt men nog uit Schotland in 1828 en 1830 en zij laten zich op natuurlijke gronden wederom dus verklaren, dat eene windhoos de visschen uit het water zou hebben omhoog gevoerd om ze later op aarde te doen nederdalen. Hoe dit zij, de hier aangestipte zonderlinge verschijnselen - verklaarbaar voor ons of niet - bewijzen opnieuw, hoeveel er nog in de natuur voor ons te onderzoeken valt. De mensch weet niet, en verwondert zich; het is zijn verwonderen dat hem tot kennis voert.
Een Italiaansch dichter heeft deze kenspreuk zoo schoon gedicht in deze welluidende strophen:
Dell' ignoranz' é la figlia,
Dat is: Verwondering is de dochter der onwetendheid en de moeder der wetenschap.