De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |
De Kouter te Gent.
| |
[pagina 295]
| |
dige levensbehoeften in de serre voorzien; wat men hier te koop ziet, zijn duiven, gedurende het leenroerig tijdvak eene lievelingsteelt der feodale heeren, die in sommige streken alléén eene duivenpier mochten bouwen, maar in onzen tijd het voorwerp van eene groote liefde, zeggen wij liever van eenen drift, bij den gemeenen stand. Die drift heerscht te Gent op uitgebreide schaal. Arme drommels, die nauwelijks genoeg winnen voor het onderhoud huns gezins, verspillen wekelijks aan duiven eene zekere som, die beter besteed zoude zijn tot de voeding of kleeding van vrouw en kinderen. Zij koopen en vermangelen, zij zenden hunne snelvliegers naar prijskampen en verbeuzelen den eenigen rustdag, welken zij in de week hebben, aan den handel, aan het bezoek der markt, of zij werken aan het op 't dak uitstekende duivenhok, of loeren naar de opgelatene of verwachte luchtrenners, verzuimende de zorg, die het huishouden vergt, en het genoegen waar de huisgenooten na eene week slavens of schoolgaan mogen aanspraak op maken. Romanschrijvers hebben het verkeerde van dien gekken drift doen uitschijnen; andere hebben de duivenmelkers op het tooneel in een bespottelijk licht gesteld, maar verre van te verminderen, verergert de kwaal van jaar tot jaar, tot diep leedwezen van honderden huisvrouwen, tot voortdurende ergernis van honderden kinderen, getuigen van krakeel en twist, die de rijkemansliefhebberij onder de arbeiders veroorzaakt. Zal men 't gelooven? De stad Gent bezit 900 tot 1,000 duivenmelkers, zonder het aanzienlijk getal te rekenen, in de voorgeborchten gevestigd; zij zijn vereenigd in een veertigtal genootschappen, die gedurende de zomermaanden prijsvluchten inrichten, beschikken over meer dan 10,000 snelvliegers en hebben, ter bespreking van hunne belangen, verscheidene hier en elders gedrukte weekbladen, uitsluitelijk aan de kweek en de prijsvlucht der duiven gewijd.... Onze duivenmarkt strekt zich uit van de plaats vóór het Café Montmorency tot de hellt van de Vogelmarkt. Elken zondag telt men er met honderden, gesloten in manden of muiten, en daar de liefhebberij groot is, mag men zeggen dat Anacreon er vele zou vinden, waardig door hem bij voorkeur bezongen te worden. De plaats is bijzonder levendig van 9 tot 12 uren en waarlijk zienswaard, ook voor degenen, die volstrekt van geen duivenmelken houden: 't is een genoegen om de arme sukkels, met den grootsten ernst van de wereld, te hooren praten en twisten over hunne zandvagers en preekheerkens, over roopennekens en witsproetjens, over marotten en smerels, over slagpennen en steert, over kop en vleugel. Men zou zeggen dat al het verstand dier menschen uit hun hoofd naar de duivenpier is overgewaaid en de eenige belangrijke levensvraag voor hen is: zal mijn hertlap de vlucht van Tours en Bordeaux volhouden, op hoeveel uren zal hij in het hok terug zijn? Op de Vogelmarkt zijn ook viervoetige dieren te koop: konijnen, in manden en korven, geiten en honden. Hier ziet men ook burgers, soms rijke lieden, van den eenen koopman tot den anderen gaan, acht nemende op de honden, voor welke men op liefhebbers wacht. Dat zijn er, die, sedert eenige dagen eenen hond missende, hier komen zien of hij toevallig niet bij den eenen of anderen koopman is verdwaald... Laten wij duiven- en hondenvrienden aan hunne liefhebberij en zien wij wat er onder de rij boomen aan den noordkant des Kouters intusschen is uitgestald. Ook hier begon het vroeg, namelijk van zeven uren, want de voorwerpen, welke op de meeste kramen liggen, passen vooral aan de huisvrouwen, die eerst naar den Kouter komen; in allen gevalle - bij den kramer vooral is oppassen de boodschap. Gij raadt, Lezer, wat hier te koop ligt: kousen en kammen, scharen en brillen, naalden en spelden. Daarnevens is het tafeltje, waar de snoeplustige kleinen zich verzadigen kunnen aan suikerstekken in allerlei vorm, en verder ziet gij den hersteller van gebroken plateelwerk, gereed u den lijm te verkoopen, waarmede gij zelf uwe stukgevallene schotels weer geheel kunt maken. - Lijdt gij ook aan eksteroogen? ga maar voort gij zult wel het tafeltje ontmoeten, waar honderden van die uitgebrande of uitgesnede dingetjes u overtuigen dat gij ‘op een, twee, drie’ van het voetzeer kunt genezen, wanneer gij maar verstand genoeg hebt om het probaat middeltje te koopen, dat u uit ‘pure menschlievendheid,’ voor ‘eene bagatel,’ wordt aangeboden. Zie, hier zijn we nu aan het boekenkraam. Tot hoeverre de man, die er bij staat, de kennis van Brunet bezit, is nog in geen almanak gedrukt, maar als gij hem gelooven wilt dan is het reeds oude vlugschrift, waar gij eventjes het oog hebt ingeslagen, eene eerste zeldzaamheid en dubbel zooveel waard als 't pasverschenen boek, dat een ‘onverdienden’ opgang maakt... Wanneer gij echter de veilingen bezoekt, die Vyt of van Goethem hier van tijd tot tijd houden, dan zult gij weten dat de meeste boeken van het huidige kraam in hunne kataloog vermeld geweest zijn onder den eenigen titel - den marktboekman altijd bij uitstek aanlokkelijk: pak varia. Hoe 't ook weze - 't is hier, Lezer, dat de eenvoudige buitenmensch, die den Kouter bezoekt, het eenige schriftje koopt dat hem tot tijdkorting zal dienen; 't is hier dat hij komt vragen naar Cabonus en Peccavia, naar Jaakske met zijn Fluitje, naar de Vier Aymanskinderen, naar de Schoone Griseldis, naar Valentijn en Ourson, naar de Arti amandi, naar de Vroolijke daden van keizer Karel - in 't kort naar al de blauwboekjes, waar de houten perse van wijlen van Paemel onder placht te kraken. 't Is ook hier, dat gij de van Paemel-liedekens kunt bekomen: 't liedeke van Genoveva van Brabant, de dood van Napoleon, de Standvastige Liefde enz. enz., al honderd keeren herdrukt op nog slechter dan zakkenpapier, met letters, gelijkende aan nagelkoppen en bij elk een vignet, verbeeldende.... Ja, wat? dat weet de lieve Heer! Zouden wij het niet zeggen? de aftrek van de blauwboekjes vermindert van jaar tot jaar; sedert Conscience's lieve en aantrekkelijke zedeverhalen, dank vooral aan de volksbibliotheken, in aller hand zijn gekomen; sedert alleman elken dag zijne gazet leest, waar ‘schoone feuilletons’ in gedrukt staan, is de vraag naar den volmaakten droomboek, naar de Duizend en éen nachten merkelijk verminderd, en wij voorzien het oogenblik dat die boekjes, vroeger zelfs in burgerhuizen te vinden, geheel en al van de markt zullen verdwijnen. Gedurende langen tijd, met de godsdienstige schriften der XVIIe en XVIIIe eeuw, het eenige geestesvoedsel onzer voorouders, meenden wij hen hier den afscheidsgroet niet te mogen weigeren. - Wierden zij nu maar vervangen door eene lezing, die den geest opbeurt, het hart veredelt, het karakter vormt! De oogslag op het boekenkraam zal ons overzicht van den Kouter sluiten. Wanneer wij op de verouderde schriften wijzen, zoo even vermeld, mogen wij toch niet vergeten te zeggen dat men er ook nieuwe uitgaven aantreft van letterkundige en wetenschappelijke werken, door lieden van verschilligen stand - maar vermoedelijk meest door geldlooze jongelingen - ten huize des boekhandelaars aangeboden. En wij voegen er volgaarne bij, dat niet alleen buitenmenschen er hunne gading komen zoeken: wij, Gentsche schrijvers, zooveel als we zijn - hebben wij de eerste boeken onzer bibliotheek niet op den Kouter met onze spaarpenningen gekocht? Dat althans zouden vader van Goethem en vader de Buck, indien ze nog onder de levenden behoorden, getuigen kunnen, en 't zou hun misschien niet moeilijk vallen in onze eigene verzameling Gessner's Werken, de Hollandsche Natie van Helmers, de Tooneelspelen van Kotzebue enz. te herkennen als aan hun kraam gekocht. |
|