De voorname reden, waarom de behoeftige man naar die prikkels grijpt, is om te voldoen aan eene dringende behoefte van lichamelijk welbehagen en arbeidsvermogen, waarin zijne spaarzame voeding niet voorzien kan. Deze genotsmiddelen kunnen althans tijdelijk die behoeften bevredigen, doordien ze aan zijn zenuwstelsel voor een poosje de noodige energie schenken, om te willen en te kunnen. Daarom zien wij den honger en de machteloosheid door een teug geestrijk vocht verdwijnen, zoodat de arbeid nog eenigen tijd kan worden voortgezet, zonder dat vermoeienis wordt waargenomen. Daarom ook gebruiken wij na den maaltijd eene kop sterke koffie of wijn als wij dadelijk aan den arbeid willen gaan, terwijl de werkman zijne zenuwwerkzaamheid tracht te vermeerderen door een glas jenever of bier.
Op zich zelf is het matig gebruik van die zenuwprikkelende middelen niet schadelijk. Zij worden het dan eerst, als het door hen teweeggebrachte aanzienlijk verbruik van stof en kracht door werkelijk goed voedsel niet vervangen wordt.
In den wijn, het bier en den brandewijn speelt de alkohol eene voorname rol als zenuwprikkel. De brandewijn wordt bovendien door den behoeftige als een voedingsmiddel beschouwd. Die honger lijdt, lijdt koude Wanneer hij in het koude jaargetijde geen voldoend voedsel, geene behoorlijke kleeding en brandstoffen zich kan verschaffen, om zijn gevoel van koude te bevredigen, dan grijpt hij naar een glas jenever om zich te verwarmen. Maar het subjectieve warmtegevoel, daardoor teweeggebracht, verschilt van het warmtegevoel van een goed gevoed mensch hemelsbreed. Bij eene rijkelijke voeding wordt de warmtevoortbrenging aanmerkelijk verhoogd. Het subjectieve gevoel van warmte, dat de slecht gevoede door het gebruik van geestrijk vocht waarneemt, berust op eene gewijzigde verdeeling der bloedmassa. Het bloed stroomt na zoodanig gebruik rijkelijk naar de huid, die daardoor warmer wordt. Het tegenovergestelde nemen wij waar bij koorts. Dan is de bloedmassa in de inwendige organen opgehoopt en voor een deel uit de huid vaten getreden. Wij gevoelen eene eigenaardige koortskoude, ofschoon het lichaam inwendig door den thermometer eene verhoogde warmtegraad aantoont.
Warme dranken doen tijdelijk hetzelfde als het geestrijke vocht. Vandaar de troost, dien de arme zoekt in eene kop koffie, zonder te vragen, of er veel of weinig koffie in is, als het vocht maar warm is Hoe grooter het warmteverschil is tusschen onze huid en de omgevende lucht, des te sneller is het verlies van warmte uit ons lichaam. De welgestelde kan daarin tegemoet komen door krachtiger voedsel en rijkelijker kleeding en verwarming. De arme, die door een slok jenever tijdelijk zijne uitwendige warmte verhoogt, vermeerdert daardoor tevens het warmteverlies; hij teert van het voor zijn lichaam noodige warmtekapitaal. Kinderen en oude lieden lijden veel door de winterkoude, maar het ergste zijn er de arme dronkaards aan toe. Het moet dan ook niet verwonderen, dat de arme telkens naar de flesch grijpt en daardoor van het geringe kapitaal, in zijn lichaam bevat tot levensonderhoud, teert. Daarbij komt dat het aanhoudend gebruik van jenever zijn honger tot zwijgen brengt, waardoor weder een prikkel verloren gaat om aan de behoefte van voedsel te voldoen. En ten laatste wordt zijne maag zóó ziek, dat zij niet eens in staat is, om krachtig voedsel te verteren.
Wijn en bier bevatten veel minder alkohol dan zuiveren brandewijn, maar daarentegen veel bloedzouten, vooral phosphoorzure kali. Het bier bevat bovendien eenige voedingsstoffen, zooals gom, druivensuiker, kleefstof en de bittere en aromatische stof van de hop. Het gebruik van wijn en bier was vroeger meer algemeen en rijkelijker dan thans, helaas tot groote schade van de volksvoeding. Het gebruik van een stevig glas wijn of bier verhoogt den eetlust en bevordert de spijsvertering.
Twee andere stoffen verdienen hier nog eene plaats, ofschoon de volksmeening ze als eigenlijke voedingsmiddelen bestempelt; het is de bouillon en het vleesch-extract.
Bouillon werkt door den aard van zijne samenstelling als een zuiver opwekkend voedsel; vandaar zijne beteekenis bij menschen met eene zwakke spijsvertering, bij zenuwzwakken en ook bij gezonden om eetlust voor de overige gerechten op te wekken. Daarom is hij de gewone ouverture van een gastmaal met veel gerechten; ook wordt hij bij voorkeur gebruikt door hen, die na eene onstuimige nachtelijke bijeenkomst de krachten voor den dagarbeid weder voor een poosje willen opwinden. Eene kop sterken bouillon verhoogt de werkzaamheid der huid, versnelt den bloedsomloop en doet de oogen fonkelen. Op de opgewektheid volgt echter weldra afmatting.
Zwakken en kinderen door bouillon en vleeschextract tot krachten te willen brengen is dus vergeefsche moeite. Melk, brood en gehakt vleesch daaraan toegevoegd, maken hem echter tot een voortreffelijk voedsel voor zwakken en kinderen.
(Wordt voortgezet.)