[Nummer 34]
Onze gravures.
Mgr. Abbeloos.
Rector-magnificus der Hoogeschool van Leuven.
mgr. abbeloos, rector-magnificus der hoogeschool van leuven.
Te recht mag het katholieke België fier wezen op zijne Hoogeschool: zij is eene der glories van den lande en eene der beroemdste kweekscholen voor hoogere wetenschappen van geheel Europa.
Hare stichting dagteekent van overoude tijden: immers de Leuvensche Hoogeschool werd ingericht door Jan IV, hertog van Brabant, in 1426. In de XVIde eeuw telde zij niet minder dan 6000 studenten. Nadat de Universiteit door Joseph II eenigen tijd geschorst en door Napoleon I opgeheven was, werd zij in 1817 door de Nederlandsche regeering hersteld. Willem I ging echter tegen den geest van dit gesticht in, door de aanhechting van zijn collegium philosophicum, ten behoeve de vorming van Roomsch-Katholieke priesters. In 1830 moest dit collegie opgeheven worden, omdat de bisschoppen met recht weigerden kweekelingen in hunne seminariën op te nemen, afkomstig uit eene onderwijsinstelling, die tegen hunnen wil en buiten hun gezag tot stand gebracht was. De Staat gaf in 1834 de Universiteit van Leuven prijs, doch zij werd het volgende jaar door onze geestelijkheid uit eigene middelen weder opgericht. Van dan af dagteekent de herbloeiing der Alma Mater.
Mannen van uitmuntende bekwaamheid en voorbeeldige werkzaamheid volgden elkander op in het hoogere bestuur der Universiteit; terwijl de leeraarsstoelen door de kundigste professors bezet werden. Geen wonder dat het getal studenten der Katholieke Hoogeschool met ieder jaar klom en thans het cijfer van ongeveer 1600 leerlingen bereikt heeft.
Die schitterende uitslag heeft een onverwelkbaren lauwer gehecht aan de namen der rectors: Mgrs. Deram, Latorêt, Namêche en Pieraerts, wier erfdeel thans door de H.H. Bisschoppen van België in weerdige en bevoegde handen overgegeven is.
Den 10 Februari 1887 werd de talentrijke Vlaming Mgr. Abbeloos geroepen, om den zetel te beklimmen, waaraan onze stadgenoot, Mgr. Pieraerts, door zijn al te vroegtijdig en zoo innig betreurd afsterven, ontrukt was.
Gansch België, maar inzonderheid het Vlaamsche land, bekrachtigde die keuze door zijne toejuichingen.
Mgr. Abbeloos, de nieuwe rector der Alma Mater, werd geboren te Goyck, provincie Brabant, den 15 Januari 1836, uit eene achtingswaardige burgerfamilie.
Reeds vroegtijdig gaf hij blijken van eene buitengewone verstandsontwikkeling; want in den eersten kantonalen prijskamp der lagere gemeente-scholen, ten jare 1849, werd hij als primus bekroond. Na aldus zijne lagere en vervolgens zijne middelbare studiën schitterend voltooid te hebben, werd hij naar het Kleine Seminarie van Mechelen gezonden. Ook daar verwierf hij de eerste plaatsen in al zijne klassen en bekroonde waardiglijk zijne humaniora door den lauwer in de philosophie te behalen.
Toen hij later den cursus van godgeleerdheid ten einde gebracht had, werd hij door Mgr. Sterckx naar de Universiteit van Leuven gezonden, om er zijne hoogere studiën te voltrekken. De schrandere kerkvoogd voorzag te recht welk goed deze jonge priester door zijne groote kennissen eens aan den godsdienst en het onderwijs zou vermogen te bewijzen.
Aan de Hoogeschool trok de jeugdige geleerde de opmerkzaamheid zijner leeraars en medestudenten, door zijnen gansch bijzonderen aanleg voor de studie der Oostersche talen. Hij was er de uitstekendste leerling van Mgr. Beelen, wiens uitmuntende werken zoozeer de bewondering der geleerde wereld opwekken. Als Mr. Abbeloos te Leuven de graden van baccalaureus en van licentiaat in de Godgeleerdheid verkregen had, werd hij door zijne geestelijke overheden naar Rome gezonden. Na een tweejarig verblijf in de Eeuwige Stad, keerde hij naar Leuven terug, om er den titel van doctor in de Godgeleerdheid te verwerven.
Van dan af was zijne plaats aangeduid in het hooger onderwijs. Ook werd de talentvolle priester weldra door Mgr. den Aartsbisschop van Mechelen tot leeraar van H. Schriftuur in het Groot Seminarie benoemd.
Zij, die het geluk hebben gehad daar tot zijne leerlingen te behooren, kunnen getuigen met welken luister hij er onderwees, welke diepte van gedacht hij in zijn onderricht gepaard deed gaan met eenvoud, doch tevens sierlijkheid van taal. De bewondering, die hij rondom zich verwekte, werd slechts overschaduwd door de innige gehechtheid, welke hij door zijnen vriendelijker, omgang en zijne stille deugden in de harten van al zijne leerlingen ontspruiten deed. Ongelukkiglijk bleken zijne lichamelijke krachten voor die zware taak niet toereikend te zijn; en betreurd door allen moest Dr. Abbeloos zijnen leeraarstoel vaarwel zeggen, om door het buitenleven zijne gekrenkte gezondheid te herstellen.
Het is alsdan dat hij tot pastoor te Duffel benoemd werd, welke betrekking hij den 7 Juni 1883 nederlegde, om het hooge ambt van Vicaris-generaal des bisdoms te gaan bekleeden.
Het ongewone doorzicht, de verrassende helderheid van zijn oordeel, zijne bewonderenswaardige kieschheid in de behandeling der moeilijkste zaken en de vaderlijke welwillendheid jegens zijne onderhoorigen, waarvan hij in die verhevene weerdigheid gestadige blijken gaf, trokken als van zelf het oog op hem voor nog gewichtigere bestemming.