het gedijen, den wasdom van zijn lichaam vereischt wordt. Onontwikkelde lichaamsbouw is gewoonlijk het gevolg van onvoldoende voeding in de kindsheid, gepaard aan het inademen van minder zuivere lucht. Vandaar veelal het verschil tusschen onze landjeugd en die in de steden, tusschen de kinderen der achterbuurten en die der gegoede standen.
Evenzoo is de behoefte aan rijkelijke voeding grooter, als een tijd lang spaarzame voeding is voorafgegaan, hetzij door ziekte, gemoedsstemming of gebrek. Uit de proeven door een Fransch geleerde omtrent den invloed van den honger genomen, bleek, dat jonge, magere duiven reeds den hongerdood stierven, nadat zij het vierde van haar gewicht hadden verloren, hetgeen binnen drie dagen het geval was. Oude, vette duiven daarentegen konden hongerende zelfs de helft van haar gewicht verliezen en dertien dagen lang leven, voordat zij bezweken. Iets dergelijks nam men waar bij gemeste varkens, die onder de ruïnes van een bergval bedolven, 14-20 dagen na het ongeval werden opgegraven, en nog levend en opgewekt waren. Ze waren natuurlijk sterk vermagerd.
Opmerkelijk is het, dat de vermagering van verhongerde dieren niet aan alle organen even veel zichtbaar is. De hersenen en het ruggemerg ondergaan bijna geen gewichtsverlies. Het bloed vermindert in zoover, dat het nog in dezelfde verhouding tot het gewicht van het geheele, lichter geworden lichaam staat als vroeger; - de voedingsorganen, zooals de longen, het hart, nemen in gewicht af, doch matig; - het meest slinken de spieren, die dun en bleek zich voordoen; - maar het vet is bijna geheel verdwenen en wel 91-93 pct. Wij zien hieruit, welke organen voor het leven het meest noodig zijn. Het vet kunnen wij missen; het is voor ons slechts een spaarmiddel, dat onder de huid en onder de beenderen is weggelegd, om in de dagen van nood door het lichaam tot zelfbehoud te worden aangesproken. Het vleesch en de hersenen, zoomede het geheele zenuwstel, worden echter door het hongerlijden in hun voortbrengingsvermogen achteruitgezet. Zij verliezen een zeker gewicht aan vaste stoffen, en in de plaats daarvan komt ongeveer evenveel water. Hoe noodzakelijk dit laatste als oplossingsmiddel en als drager van de voedingstoffen is, zoo moet het toch de voedende bestanddeelen in zich bevatten, zullen de betreffende organen hun doel bereiken. Bleekzuchtigen en bloedarmen hebben niet zoozeer minder bloed, als wel minder voedingsstoffen en bloedschijfjes in hun bloed, dat daarentegen rijker aan water is.
Het water maakt dus het grootste deel van onze inkomsten en uitgaven uit. De opname van water is eene behoefte, omdat onze inwendige stofwisseling dat noodig heeft, namelijk: wanneer wij door een rijkelijk maal veel voedingsstoffen opgenomen en daarbij oplosbare zouten gebruikt hebben, die door hunne oplossing de vochten des lichaams verdikken. Bij een geringer gebruik van water neemt de hoeveelheid zweet, urine en speeksel af; het lichaam wordt minder mollig, met andere woorden mager. Die te weinig drinkt, vermindert met het vetgehalte ook de voeding des lichaams. Het water bedraagt 80 pct. of viervijfde van ons lichaamsgewicht. Vandaar zijne groote beteekenis als voedingsmiddel. Vele lieden, die uit eene slechte gewoonte zich van het gebruik van water genoegzaam onthouden, zouden vrij wat meer aan voedingsstoornissen onderhevig zijn, indien niet het water gelukkig in al onze dranken rijk vertegenwoordigd ware. Vandaar dat magere bureaukraten, in 't algemeen personen met eene zittende levenswijze, waaronder bejaarde dames, eene levendige begeerte naar soep hebben. Het is ook het eenig nut, dat de soep haar aanbrengt. Vele mannen vergenoegen zich met bier in de plaats van water. Gebruikten ze nu maar eene lichte soort, goed uitgegist en zuiver gebrouwen bier, dan zou dit zoo kwaad niet zijn; maar boven wat tegenwoordig onder al die soorten van buitenlandsche en nagemaakte binnenlandsche bieren verkocht wordt, is zuiver water nog te verkiezen. Hetzelfde kan gezegd worden van de lichte wijnsoorten. Nu er heden zooveel wijn gedronken wordt, die in de kelders der wijnhandelaars wast of gewasschen wordt, kan men niet voorzichtig genoeg zijn met dit product van gewetenlooze speculanten.
(Wordt voortgezet.)