In weer en wind.
Eerste heer: ‘Hei! hei! mijn nieuwe hoed! Och, mijnheer, houd hem als het u belieft.’
Tweede heer: ‘O met genoegen:.... Wacht! daar heb ik hem al!’
Eerste heer: (buiten adem.) ‘Ik dank u wel. Ik dank u wel.’
Tweede heer: ‘Och, daar is hoegenaamd geene reden voor.’