Het huis van den Beurtschipper.
(Vervolgt.)
‘Men heeft u valsch onderricht, papa,’ antwoordde Wolfgang, wel ontroerd, doch onverschrokken. ‘Ilda's geboorte is vlekkeloos. Kapitein Janssen is evenmin haar vader als mevrouw Janssen hare moeder is. Ilda Seitsema is het pleegkind der brave menschen, de wettige dochter van een verarmden bloedverwant des kapiteins.’
‘Seitsema? - Een goede Friesche naam? - Maar wat helpt dat, als de ouders er nog armer aan toe zijn dan deze verloopen schipper? Gij moet u die dwaasheid uit het hoofd zetten, Wolfgang, als wij vrienden blijven zullen.’
‘Gij bedriegt u, papa. Mijne verkeering met Ilda is niet, gelijk gij schijnt te meenen, eene lichtzinnige gril. Mijne liefde voor het dierbare meisje is heilige ernst; ik vereer haar even zoo warm om de verhevene, edele hoedanigheden van haren geest en haar hart, als ik haar bewonder wegens haar lieftallig voorkomen.’
‘Gij kunt de doorslepen Hollandsche deerne zooveel vereeren en bewonderen als gij wilt, als het slechts uit de verte geschiedt. Laat het u intusschen gezegd zijn: ik duld geene lichtzinnige verkeering en nog minder veroorloof ik eene ernstige verloving met haar. Voor het eerste moet gij te goed, voor het laatste te verstandig zijn.’
‘Ilda is te deugdzaam en staat te hoog verheven boven alles wat hare eer of onbevlekte reinheid zou kunnen kwetsen. Geen man, al ware het de ellendigste losbol, zou het wagen, hare onschuld ook zelfs door een ademtocht te bezoedelen. Zij is zich zelve het beste schild. Dus vervalt uw eerste verbod van zelf; mij het andere op te leggen, daartoe hebt gij toch wel niet het recht, vader. Ik ben zelfstandig, bijkans dertig jaar oud; voorzeker reikt de vaderlijke macht niet zoo ver om iemand datgene te verbieden, wat het geluk van zijne toekomst verzekeren kan.’
‘Niet?.... Reikt zij niet zoo ver?.... Dat zullen wij eens zien!’ schreeuwde de koopman, alle zelfbeheersching verliezende. ‘Beproef het eens, ontaarde knaap, zonder de toestemming uws vaders een huwelijk te sluiten - het zal u niet gelukken! En als gij het schandaal zoo ver zoudt willen drijven van mijne toestemming wettelijk af te vorderen, zou ik u mijn vloek naslingeren en u onterven... verstaat gij, u geheel en al onterven!’
‘Het eerste zou mij met droefheid vervullen, want gij zijt mijn vader, en ik ben u dank en liefde verschuldigd,’ antwoordde Wolfgang doodsbleek en met onnatuurlijke kalmte.
Hij behoorde tot die menschen, welke hunne hartstochten voor het oogenblik met ongelooflijke wilskracht weten te bedwingen en den vreeselijken, inwendigen strijd met bedriegelijke, uiterlijke koelheid bedekken. Zij misleiden daardoor menigmaal onwillekeurig hunnen tegenstander, dewijl hij hunne zelfbeheersching voor toegeeflijkheid houdt. Zoo ging het ook den ouden Saldern. Vóór zijn zoon er verder eenig woord kon bijvoegen, viel hij hem in de rede, nog paars in het gelaat en op driftigen toon, maar toch met gematigder gebaren en zachtere stem: ‘Nu, ik dacht het wel, dat gij uw verstand zoudt gebruiken als men u de zaak uit het ware gezichtspunt deed zien. Zoo krankzinnig kunt gij onmogelijk zijn dat gij in staat zoudt wezen, de eer en het voordeel, eenmaal het hoofd der firma Saldern te wezen, voor een onbeduidend gezichtje te willen wegwerpen.’
‘Gij hebt mij niet laten uitspreken, vader. Ik wilde er bij voegen, dat ik van het recht op uw rijkdom gemakkelijk afstand kan doen, maar van uwe liefde bezwaarlijk. Gelijk gij weet, heb ik mij reeds een klein vermogen bijeengespaard, Hoe gering het ook zij, het is toereikend om mij aan Ilda's zijde tot een der gelukkigste menschen te maken. Alle goederen der aarde zouden mij echter niet over haar verlies kunnen troosten.’
‘Aha! thans begrijp ik u dan toch volkomen!’ brak de koopman in nieuwe, zelfs nog verhoogde woede los. ‘Dat vrouwspersoon staat hooger bij u dan uw vader en de met moeite verworven rijkdom van zijn oud, geacht huis! Voor haar geeft gij eer en fortuin, de achting uws vaders en die der wereld prijs, om met haar in het slijk van armelijke, dubbelzinnige omstandigheden onder te gaan? Is het zoo? - Spreek ik de waarheid?.... Maak geene omwegen. Of gij belooft mij thans, op dit oogenblik, dat gij voor altijd van dat vrouwspersoon en hare geheele omgeving zult afzien of gij gaat uit mijne oogen! - uit mijne oogen.... eer ik van hartzeer het verstand verlies!’
Wolgang stond bleek en koel op. Op ernstigen, vasten toon zeide hij: ‘Het zal wel het beste zijn vader, dat ik u thans verlaat. De belofte van Ilda af te zien, kan ik u niet geven. Indien gij ze nochtans eischt, is het goed, dat ik u van mijn lastig gezelschap bevrijd, tot gij er weder naar verlangt.’
Dadelijk daarop zag zich Johan Wilhelm Saldern alleen, bijna tot waanzin gedreven door de koelheid van zijn zoon en te gelijk verbluft door de onbuigzame wilskracht van Wolfgang. De eenige klare gedachte, welke hij kon vormen en die zich telkens aan hem opdrong, was: ‘Die verwenschte jongen is nog dezelfde stijfkop van voorheen!’
Ja, hij bezat het onbuigzame hoofd, dat onder zekere omstandigheden tot zegen, soms echter ook tot vloek worden kan. Het is niet geraden zulk een hoofd te willen beheerschen buiten de grenzen, die door het recht en het verstand afgebakend zijn.