Levensregelen.
(Vervolg.)
De hoeveelheid voedsel, die ieder mensch en dier tot bevrediging der noodzakelijkste eischen der maag noodig heeft, richt zich naar de zwaarte des lichaams. Een man, die 70 kilogram weegt, heeft in 24 uren noodig, 250 gram stikstof of eiwithoudende en 1250 gram meelhoudende en vette stoffen. Nuttigt nu iemand van dit gewicht dagelijks 375 gram gebraden vleesch en 1875 gram aardappelen, drinkt daarbij water en zuivere lucht, dan zal aan zijne behoeften juist voldaan zijn. Wil hij die echter bevredigen enkel met aardappelen of rijst, dan heeft hij dagelijks daarvan op te nemen niet minder dan 5½ kilogram, om daardoor de noodige hoeveelheid eiwithoudende voedingsstoffen te vergoeden; gebruikt hij enkel roggebrood daarvoor, dan moet hij 1 of 1½ kilogram met 250 gram boter verteren. Maar welk eene maag houdt dit uit!
En nochtans zouden deze hoeveelheden slechts strekken, om het leven te rekken; het is te veel om te verhongeren, doch te weinig om er een krachtig leven door op te houden.
Wat den volwassene behaagt wordt doorgaans ook aan het kind gegeven. Koffie, thee, chocolaad en likeuren worden niet alleen op de kinderpartijen der voornamen rijkelijk geschonken, maar ook onder de kinderen der arbeiders vaak ruimschoots uitgedeeld.
De fabel van Pandora's doos is maar al te waar, dat elke goede gave der natuur door verkeerde aanwending in een boozen Daemon verandert. Ware het dus niet mogelijk, dat men slechts voor den volwassene de kruiderijen en spijzen overliet, die de nieuwe wereld aan het verouderde Europa tot opfrissching harer ingesluimerde levensgeesten schonk? Waarom aan het kind die nieuwe genietingen opgedrongen, welke reeds spoedig tot behoefte worden, opdat zijne geestelijke en lichamelijke ontwikkeling er door belemmerd, de grond tot overmatige prikkelbaarheid, tot de zoogenaamde ‘nerveuse constitutie,’ tot hypochondrie, tot hartlijden en duizend andere vijanden gelegd worde, waardoor het hedendaagsche geslacht ontzenuwd en vroegtijdig grafwaarts wordt gesleept? De middeleeuwen kenmerkten zich door een krachtvol en ondernemend geslacht, door volharding en karakter. Toen dronken de kinderen melk in plaats van thee en koffie, en een krachtige wijn was de ‘melk des ouderdoms,’ ondersteund door een rijkelijken vleeschkost? De dierenwereld geeft ons toch een leerrijk voorbeeld. Krachtig, vurig en volhardend is het ros, dat in de ruime weide natuurlijk ontwikkelt; maar log, traag en licht vermoeid is de knol, die van stalvoedering leeft. Waarom dan den mensch met stalvoedering grootgebracht, in plaats van uit de volle natuur zijn voedsel te putten?
Evenals ongeschikte en prikkelende dranken tot bevrediging van den dorst de ontwikkeling van het kind te sterk bevorderen en daarom tot vroegtijdige verzwakking aanleiding geven, zoo belemmert de onvoldoende stilling van den dorst zijn wasdom. Het menschelijk lichaam bestaat voor vier-vijfden uit water en slechts een vijfde vaste deelen. Belet het kind daarom niet, naar hartelust zich aan het frissche water te laven; het heeft daaraan nog meer behoefte dan aan vast voedsel. Vrees niet dat hij er kramp door krijge of een onverzadelijk drinker worde. Onverzadelijk is de dorst naar eer, roem en aanzien, want die wordt slechts met voorstellingen en teleurstellingen gelescht. De dorst, die langs stoffelijken weg bevredigd wordt, houdt niet altijd aan.
Het dorstige kind moet behalve water veel melk drinken. Een liter melk bevat zooveel voedingsstoffen als 5 kilogram aardappelen.
(Wordt vervolgd.)