Bij de Inhuldiging van Conscience's Praalgraf.
(Kantate.)
Er ging door den lande een' sombere maar,
rouw verspreidend te aller zijden;
de Zanger onzer glorietijden,
de Zanger van ons lief en lijden, -
de Vader ligt op de doodenbaar......
Verlamd is 't hart dat, vol verheven gloed
alleen voor Vlaanderen sloeg; - de zienersoogen
die onze toekomst peilden, vroom en vroed,
ze zijn met eeuw'ge neev'len overtogen, -
verstomd de mond die, tot den laatsten stond,
voor Vlaanderland en voor den volke zong.
En waar die mare binnendrong,
in hut en paleis, in dorp en steê,
- van Limburgs heiden tot de oevers der zee, -
overal bracht zij jammer en wee;
en de bronzen ziele in Belforts en Hallen
***
Dan heeft, met koninklijke pracht
heel 't volk zijn bard ter ruste gebracht;
ter ruste, in Antwerp's machtige wallen,
zijn bakermat - hem 't liefst van allen;
ter ruste, aan den heerlijken Scheldestroom,
die ruischend zal wiegen zijn vromen droom;
ter ruste, - begraven, met kinderlijk rouwen,
in de aarde van alle Vlaanderens gouwen.
***
zoo lag hij daar, begraven onder rozen,
de grijze dichter, midden weeldrig loover
en zonneschijn. In groene hagen zingen
de vooglen hem het lied der eeuw'ge vrede.....
Op 't needrig graf bloeit de onverwelkbre lauwer,...
En rust geniet, die nimmer ruste kende.
En heden, o zanger, o ziener, o vader,
weer staan wij, duizenden, hier vergaard:
wij togen ter vrome pelgrimsvaart
in plechtigen optocht uw grafstede nader;
en 't is uw triomf dien wij huldigen thans, -
voor immer omstraald met onsterflijkheidglans,
zal rusten des zangers heilig gebeente
ten dank hem gewijd door zijn Vlaanderen gansch!
En zweeft er uw geest rond onz' juichende scharen,
verneemt hij den kreet aller borsten ontvaren.
o vader, uw woord heeft wondren volbracht,
uw voorbeeld wijst ons de baan;
en zijt ge ons ontvallen, frisch leeft uw gedacht,
het leeft en het bloeit van geslacht tot geslacht,
en voert naar het licht ons door nevel en nacht, -
Oud-Vlaanderen zal niet vergaan!
| |