[Nummer 18]
Praalgraf van Hendrik Conscience.
De Zondag, 19 September van dit jaar 1886, was voor Antwerpen een ware feestdag.
Boven blonk de herfstzon met hare he[lde]rste stralen, en klonken het plechtige gelui der zware kerkklok en de huppelende tonen van den vroolijken beiaard door de zwoele lucht; beneden, langs de onafzienbare leien, die de Scheldestad in den Zomer als een feestkrans sieren, bewoog zich een stoet van ontelbare maatschappijen, door muzieken en vaandels voorafgegaan, in stemmige opgetogenheid onder het geelgroene loover.
Eene plechtigheid, die in alle andere gevallen het karakter van een rouwend herdenken draagt, werd hier als eene opbeurende betooging gevierd.
Conscience's praalgraf ging onthuld worden, niet als eene smartwekkende herinnering aan den geliefdsten zoon van Vlaanderland, maar als eene eere- en zegezuil aan den kloeken strijder voor de rechten zijner taalgenooten.
Geene rouwplecht, een feest der Onsterfelijkheid ging gevierd worden.
In 1881, bij de verschijning van Conscience's honderdste boekdeel, had het Vlaamsche volk zijnen verteller eene verheerlijking gebracht, schitterender dan de triomftocht van Petrarca naar Rome's Capitool.
Weinige weken voor zijn afsterven had Antwerpen haren talentrijksten zoon nog den roem willen laten genieten een standbeeld ter zijner eere te zien verrijzen.
Met koninklijke pracht was de dierbare overledene in September 1883 door zijne treurende stadgenooten ter aarde besteld.
Nog een plicht slechts bleef er te vervullen: op de asch van den beroemden ontslapene moest een denkmaal opgebouwd worden, dat te gelijker tijd den letterkundige en den Vlaamschen strijder huldigde en tot baak strekte aan het volgende geslacht in zijnen kamp tot verovering zijner taalrechten.
Dit praalgesteente werd dien dag feestelijk ingehuldigd.
In eenen wedstrijd, waaraan niet minder dan drie en dertig kunstenaars deelnamen, was het ontwerp van Fr. Joris door de jury verkozen geworden.
mr. jan de laet.
Deze jonge beeldhouwer had zich gansch doordrongen van den zin, die uit zulk monument spreken moest: weerdig, grootsch en hecht als de Vlaamsche beweging verheft zich de granietzuil, aan wiens voet het lijk van haren aanvoerder rust. Op de vlag, die de strijder nog in den doodslaap aan het hart drukt, leest men in gouden letters de geliefde leerspreuk van den dichter: ‘Gij zult uw vaderland beminnen, zijne taal en zijnen roem.’ Maar is de hoofdman gestorven, naast zijn stoffelijk overschot waakt de Vlaamsche Leeuw, het zinnebeeld van onzen kamp voor eigen bestaan, die den kop fier in de hoogte houdt en met zijn flikkerend oog wakend en dreigend rondziet, gereed om zijne manen te schudden, den noodkreet aan te heffen en den machtigen klauw tegen den vijand op te heffen.
Dat is wel de beteekenis, die de kunstenaar aan zijn werk heeft willen hechten, en die zoo juist den geest wedergeeft van Concience's leven en streven.
En het is ook wel in dien zin, dat de onthulling van het praalgraf des beroemden mans opgevat werd, door de duizenden en duizenden, die ter verrichting en bijwoning dezer plechtigheid uit alle Vlaamsche gouwen toegestroomd waren: een blijk van hulde en dank, maar ook een zegezuil en eene dreigende waarschuwing moest Conscience's eeregraf wezen.
Het was rond één uur, dat de ontzaglijke stoet, die van het Atheneum vertrokken was, op het Kielkerkhof aankwam. Daar werd door den H.M. Rooses, namens het hoofdkomiteit, dat de oprichting van het monument bewerkt had, overgift gedaan van het gedenkstuk aan 's stads overheid. Nadat de Heer Burgemeester in gepaste woorden allen bedankt had, die tot de stichting van het praalgesteente hadden bijgedragen, sprak de oudste en trouwste vriend van Conscience, Mr. Jan de Laet, die met den Heer J. Van Beers het voorzitterschap waargenomen had van het evengenoemde komiteit, met heldere en krachtige stem en diep gevoel, de volgende feestrede uit, die wel verdient hier bewaard te worden, niet alleen als eene meesterlijke letterkundige bladzijde, maar bijzonderlijk als de sierlijkste en kernachtigste geschiedenis der Vlaamsche beweging, in betrekking met H. Conscience, die men zich wenschen kan.