Levensregelen.
Rijkelijk is het loon, dat de zorg voor de gezondheid aan ieder mensch zoowel als aan de massa aanbiedt! De langere levensduur, het zeldzamer voorkomen en de goede aard van ziekten, eene gemakkelijker herstelling, - ziedaar zoovele van hare heilzame gevolgen. Maar bij dat alles kunnen nog hoogere genietingen verkregen worden voor den mensch: meer levenslust, tevredenheid, opgewektheid van geest, werkvatbaarheid, - en voor de massa: verhooging van de volksweerbaarheid, vermeerdering van arbeidsvermogen, van volksrijkdom en volksgeluk.
Ziedaar de zegen van eene verstandige levensregeling.
Volharding, arbeid, zuivere lucht, goede voeding, het vermijden van eenzijdigheid, een levensideaal, opgewekte zin, voldoende rust: - ziedaar de bouwsteenen waarmede de tempel aan de Godin der Gezondheid gewijd moet opgetrokken worden. Ieder brenge zijn steentje naar vermogen daartoe bij.
Wij zullen in de volgende bladzijden, aan de ‘Lebensregeln’ van prof. Carl Reclam ontleend, uitvoerig leeren, hoe die bouwstoffen verkregen worden en hoe wij ze moeten gebruiken.
***
De Honger, die den mensch tot aan zijn stervensuur verzelt, maakt zich van den teederen zuigeling reeds bij zijne intrede in deze wereld meester en dwingt hem door ‘luchthonger’ tot den eersten ademtocht. Evenals de volwassene met uitgespannen longen lucht zwelgt, als hij uit een bedompte ruimte in de vrije lucht komt, zoo snakt de kleine wereldburger naar lucht, nu hij uit zijne enge ruimte is verlost. Op den eersten ademtocht volgt de eerste kreet, de begeerte naar lucht gaat weldra vergezeld van de behoefte naar voedsel.
Jammer, dat de menschen zoo weinig aan de wenken van den ‘luchthonger’ gehoor geven! Wat eene benauwde lucht in de werkplaats van den handwerksman; - wat eene verpestende lucht in de kinderkamer door het eten, de menschen, de vuile wasch en nog verdere ergere zaken; - wat eene bedorven lucht in onze slaapkamers; - wat eene walgelijke lucht in de school, waar onze jeugd wordt opgevoed! De wetenschap leert ons: zuurstof is tot voeding en verbetering van ons bloed eene dringende behoefte; hoe zuiverder en reukloozer de lucht is, des te meer zuurstof - de eigenlijke levenslucht - bevat zij en des te gezonder maakt zij ons. Wij weten, dat wij door de deuren en vensters open te zetten, met geringe moeite ons gedurig van versche lucht kunnen voorzien. Maar wat baat ons die wetenschap, als wij er het rechte gebruik niet van maken?
Laat het iemand eens beproeven, om zijn adem in te houden en de lucht in zijne longen niet te ververschen. Hij kan gerust de proef nemen, want de luchthonger dwingt hem wel versche lucht op te nemen, alvorens het te laat is. Zou, bij een weinig gezond verstand, die dwang niet voldoende zijn, om de noodzakelijkheid van het ademhalen en van zuivere lucht hem overtuigend te staven? Zoo weinig de behoefte aan lucht wordt in acht genomen, zoo gering schat men ook zijn metgezel: het instinct van het kind bij den drang naar voedsel.
Hoor hoe de zuigeling schreit en zie hoe hij kreunend het kopje van den eenen naar den anderen kant draait. Als hem de moederborst wordt gereikt, hapt hij begeerig toe met zijn kleinen tandeloozen mond en trekt als een bloedzuiger: maar wordt hem de zuigflesch of de paplepel voorgehouden, dan weert hij zich op zijne manier daartegen. Vaak heb ik bij pasgeborenen reeds na een paar dagen tot mijne verbazing dat onderscheid waargenomen. Maar de volharding van grootmoê of tante doet dien kleinen wereldburger weldra zijn tegenzin overwinnen en het instinct tot zwijgen brengen. Het wicht laat zich bedotten en neemt het opgedrongene.
Mamaatjes kennen in den regel niet veel van statistiek. Misschien weten de meesten niet eens wat dit woord beteekent. Om kort te gaan: het is de wetenschap, die uit een zeker aantal cijfers, vertegenwoordigende een zeker aantal feiten, onwederlegbaar aantoont, dat er bijv. van de 100 kinderen, die met den pappot worden gevoederd, acht-en-zeventig sterven vóór hun eerste levensjaar; van die met de flesch worden gevoed negentien; terwijl van een gelijk getal, die met de moederborst worden groot gebracht, vóór dien leeftijd niet meer dan drie bezwijken. Dat is nu niet bloot toeval, maar een noodzakelijk gevolg van eene verkeerde wijze van voeden.
Ik vraag u nu, rechtschapene en verstandige moeders! heeft het kind niet volkomen gelijk, als het al die kunstmiddeltjes, om in het leven te blijven, weigert? Is zijn instinct niet meer te vertrouwen, dan de waanwijsheid van eene ‘ervarene’ grootmoeder of tante?
Reeds voor jaren hebben de geneesheeren geleerd, dat pap niet past voor eene kindermaag en nu weet men ook, waarom dat schadelijk is. Om meelspijs te kunnen verteren, moet men goed ontwikkelde speekselklieren in den mond hebben. Het speeksel verandert het meel voor een deel, zoodat het in de maag gemakkelijker verteert. Maar nu zijn de speekselklieren van een zuigeling nauwelijks ontwikkeld en daarmede mist deze het vermogen om die meelspijs tot vertering voor te bereiden.