De mislukte bestijging van den Grosz Glockner.
Gelijk van algemeene bekendheid is zijn de markgraaf Alfred Pallavicini, uit Oostenrijk geboortig, en de heer H.A. van Crommelin, secretaris van het Nederlandsche gezantschap te Weenen, met de beide beste gidsen uit Kals, Christiaan Rangetiner en Engelbert Rubisoier, in den voormiddag van den 26 Juni 11. van den Glocknerwand 500 meters diep op den gletscher van den Glocknerkaar nedergestort.
In deze even grootsche als huiveringwekkende woestenij lagen de verongelukten eenige dagen lang zonder dat men eenig vermoeden van het ongeluk gehad had. Eerst op Dinsdag den 29n Juni, als de bewoonster der Stüdl-Hütte deze betrok en hier de bagage der toeristen vond, van dezen zelve echter geen ander spoor dan voetstappen in den sneeuw naar den Glockner toe, beving haar het bange vermoeden, dat het gezelschap verongelukt kon zijn. Zij keerde nog denzelfden avond ijlings naar Kals terug en maakte daar hare bevinding bekend.
Des anderendaags begaven zich eene menigte Kalser gidsen ter opsporing der vermisten op weg. Zij vonden hunne voetsporen tot aan de plaats, waar de Glocknerspits als uit reusachtige rotsblokken opgebouwd uit den Teischnitzkees verrijst. Van hier af waren de sporen uitgewischt, dewijl er intusschen sneeuw gevallen was. In de volgende dagen doorzocht men, voor zoover het weder in deze hoogten van 3000 tot 3700 meters boven de oppervlakte der zee het toeliet, alle wegen, die de vermisten hadden kunnen betreden. Alles scheen tevergeefs; men kon slechts aannemen, dat de ongelukkigen onder eene lawine bedolven lagen, waaruit de lijken eerst na het smelten van den sneeuw door de zon te voorschijn zouden komen. Daar ontdekten eenige der zoekers uit Kals op den 8 Juli op den gletscher van den Glocknerkaar onder den Glocknerwand het lichaam van den gids Rubisoier. Hij had nog den mantelzak van den heer Van Crommelin om. Zijne lijn was dubbel om zijn lijf geslagen, maar de lus aan het andere einde was ledig. Er viel niet meer aan te twijfelen, of de ongelukkigen waren van den Glocknerwand naar beneden gestort.
Het ontdekken van den gids Rubisoier deed vermoeden, dat ook de overige ongelukkigen in de nabijheid onder het sneeuwdek dat onder hen losgelaten had, bedolven lagen. Men zocht derhalve den sneeuw af met lange stangen van dik ijzerdraad, dat van voren platgeklopt was. Door den sneeuw drongen de stangen gemakkelijk heen, zoodra zij echter op een lichaam stootten, moesten zij weerstand vinden. Zoo vond men den 10 Juli den gids Rangetiner een meter onder de oppervlakte. Hij was ontzettend misvormd; de lijn was nog om zijn middel gebonden. Deze volgende legde men weldra het verpletterde lijk van Crommelin bloot.
Nu ontbrak nog de markgraaf Pallavicini. Alle zoeken naar dezen was vruchteloos. De zoekers namen den terugweg aan, nadat zij de drie lijken van Crommelin, Rangetiner en Rubisoier elk in een zak genaaid hadden. Zoo werden deze deels gedragen, deels over den gletscher gesleept en met koorden afgelaten, van den Glocknerkaar tot aan de Pasterze, over deze tot aan de Franz-Josephs-Höhe en den volgenden dag naar Heiligenblut gebracht, waar men ze in eene boerenwoning nederlegde.
Den 12 Juli brak nog een aantal Heiligenbluter gidsen op om eene laatste poging tot ontdekking van Pallavicini in het werk te stellen. Van 9 uur voor- tot 3 uren namiddags doorzochten zij tevergeefs het geheele terrein aan den voet van den Glocknerwand. Reeds namen de zoekers den terugweg aan, als zij eer klein half uur zijwaarts van de plek, waar de drie anderen gelegen hadden, eene donkere massa ontwaarden en daarop afgaande vonden zij den markgraaf aan den boord van eene breede en diepe gletscherspleet op den rug liggende. Het hoofd vertoonde eene diepe wonde, de neus was verbrijzeld. Pallivicini was blijkbaar door den vreeselijken val niet gedood geworden, maar had zich, waarschijnlijk na eene langere verdooving het bewustzijn herkrijgende, uit de lus van de koord, die hem aan den dooden Rubisoier verbond, losgemaakt en beproefd het Glocknerhaus te bereiken. Nadat hij zich een eindweegs had voortgesleept, zal hij door afmatting nedergezonken en de eeuwigheid ingeslapen zijn.
Men vervoerde nu ook den markgraaf op gelijke wijze als de anderen naar Heiligenblut. Daar werden de verongelukten op het eenvoudige kerkhof onder begeleide van eene menigte vertegenwoordigers van Alpen-clubs en omliggende gemeenten alsmede van inwoners ter aarde besteld.
Het ongeval heeft zich naar alle waarschijnlijkheid volgenderwijze toegedragen. Den 25 Juni begaven de toeristen zich met de gidsen ondanks de waarschuwingen en de aanvankelijke weigering van dezen om den gevaarvollen tocht zoo vroeg in het jaar te ondernemen, naar de Stühl-Hütte op weg. Op den morgen van den 26n was de lucht betrokken; toen het echter later opklaarde, zette zich het gezelschap, omstreeks zes uur, in beweging. Te 7 uur werden de vier personen, in twee partijen, elk uit een gids en een toerist bestaande, uit de verte met den kijker aan den Teischnitzkees bemerkt. Pallavicini wilde blijkbaar het reeds vroeger tegenover zijne vrienden geopperde voornemen uitvoeren, om den top van den Glockner regelrecht over den Glocknerwand en de Glocknerkaar te bereiken. Met dit doel beklom het gezelschap aan de noordwestzijde den Glocknerwand. Reeds eene aanzienlijke hoogte bereikt hebbende, betraden de touristen eene sneeuwtafel (een door sneeuw gevormd, aan de rots vastgehecht, overhangend verwulfsel), dat onder den last bezweek, waarop de ongelukkigen onder verscheidene botsingen tegen de rotspunten in de ontzettende diepte aan den voet van den Glocknerwand, die door eeuwig ijs omgeven is, nederstortten.
Pallavicini had reeds voor tien jaren de rechtstreeksche bestijging van den Grosz-Glockner door de ijskorst (zie de gravure) volvoerd, waarbij de gidsen in het kappen van treden bijna bovenmenschelijke inspanning te werk stelden.