Naar Rome!
Reisherinneringen van J.R. van der Lans.
(Vervolg.)
XII.
Milaan bij avond en bij dag. - De Dom van Milaan van buiten, van boven en van binnen. - Herinneringen aan den H. Ambrosius. - Leonardo da Vinci. - De Galleria Vittore Emmanuele. - De statie.
Hadden we op de heenreis Milaan slechts bij avond gezien, op de terugreis zouden we ruimschoots gelegenheid hebben de oude hoofdstad van Lombardije in het volle daglicht te bewonderen; want we kwamen er 's morgens reeds vóór zessen aan en zouden het eerst den volgenden morgen om halfacht verlaten. Het was onze laatste pleisterplaats op den langen tocht naar het vaderland: na Milaan zouden we den trein niet meer verlaten dan om nu en dan den inwendigen mensch te versterken. We mochten dus eerst nog wel een dag adem scheppen en daarbij is Milaan het oponthoud van een dag dubbel waard.
Wij voor ons althans zaten er volstrekt niet met onzen tijd verlegen; nauwelijks hadden we het ontbijt door de keel of daar togen we er weer, met Baedeker onder den arm en de parasol in de hand, op uit om de stad, die we reeds eenmaal bij electrisch licht vluchtig hadden opgenomen, thans bij helderen hemel te bezichtigen.
Geen schooner dag hadden we er voor kunnen uitkiezen; vlekkeloos welfde zich de blauwe Italiaansche hemel over de ruime Piazza del Duomo (Domplein), en door het felle zonlicht beschenen, straalde liet blanke marmer der kathedraal in tooverachtigen luister. Helder en scherp, alsof ze met de pen geteekend waren, staken de duizenden spitsen en pinakels tegen het wolkenlooze azuur af en met een enkelen blik kon het oog heel den kwistigen rijkdom van dien heerlijken gothieken tempel overzien.
Toen we hem de eerste maal hadden aanschouwd, in den kouden, blauwachtigen gloed van het electrisch licht, dat de uitstekende deelen in verblindende witheid deed schitteren, maar de nissen, de baldakijnen en het fijne beeldwerk in zwarte schaduwen hulde, was de aanblik overweldigend fantastisch geweest, als zagen we ons op eens verplaatst voor een tooverpaleis, een geheimzinnigen tempel uit de Duizend en een Nacht. Thans aanschouwden we dien tempel in al het aangrijpende der werkelijkheid, en wat we eerst nog slechts flauw hadden kunnen vermoeden, dat ontvouwde zich thans voor onze oogen in volle, weergalooze pracht.
Stel u voor eene gothieke kathedraal als de dom van Keulen, neen nog grooter, want de dom van Milaan is na St. Pieter de grootste kerk ter wereld; en verbeeld u zulk een gebouw van onder tot boven geheel uit vlekkeloos, wit marmer opgetrokken, gesierd met vier duizend vijfhonderd marmeren standbeelden en bekroond met acht en negentig torenspitsen, te midden waarvan de hoofdtoren, die zich boven den koepel verheft, honderd vijftien meters hoog in de lucht rijst.
Om u van den vollen rijkdom van dit schitterend tempelgebouw een denkbeeld te maken, is het niet voldoende dat gij de kerk in hare reusachtige afmetingen rondwandelt, neen, ge moet ze beklimmen; want eerst van haar top kunt ge hare overweldigende pracht in al haren omvang overschouwen. Ge bestijgt dan eerst de honderd vier en negentig treden van den wenteltrap, vervolgens nog eens honderd vijftig langs de buitenzijde van het dak, telkens van het eene torentje stijgend naar het andere, en eindelijk nog eens honderd vijftig langs den hoofdtoren, tot ge eindelijk de spits bereikt hebt. Maar alvorens ge zoover gekomen zijl, hebt ge al honderdmaal stilgestaan en den blik in verrukking laten rondweiden. Het is alles wit marmer, wat u omringt, de ruime breede trappen, waarop ge den voet zet, de balustrade, waartegen gij leunt, de daken waarop gij neerziet. Die daken, het zijn eindelooze pleinen, met marmeren platen geplaveid, van wandelpaden doorsneden en met monumenten gesierd; want overal rijzen uit dat marmeren dak weer marmeren torens en marmeren standbeelden op.
Daar volgt de trap een schraagboog, die als eene slanke brug van den eenen toren naar een hoogeren overspringt, en aan weerszijden van u aanschouwt ge eene gansche rij van die zwevende bogen, die de torens der zijbeuken met die van het middelschip verbinden.
Elk dier bogen prijkt als met een levend heg van wit marmeren rozen, zonne- en kruisbloemen, en al die bloemenhagen smelten voor het oog samen tot één ontzaglijken lusthof van marmerbloemen, één fantastischen wondertuin, als uit blanken sneeuw gekristalliseerd; het is als de geheimzinnige rozengaarde der Kerk, duizend onderscheidene bladen, knoppen en bloesems schietende, die tot bovennatuurlijke vruchten rijpen in de beelden van Gods lieve Heiligen, altijd hooger en hooger streven, tot zij eindelijk op den top van den middelsten en hoogsten toren hare schoonste, hare rijkste bloem ontplooien in het stralende gulden beeld der ontluikende mystieke Roze, santa Maria nascente.
Te vergeefs tracht uw wegwijzer, als ge den top bereikt hebt, u opmerkzaam te maken op het schoone gezicht, dat ge van hier op de stad en den omtrek geniet; te vergeefs wijst hij u in de verte de toppen van den Mont-Cenis, den Mont-Blanc, den grooten St. Bernard en den St. Gotthard: ge kunt het oog niet afhouden van den berg van wit marmer aan uwe voeten, en zelfs bij het afdalen blijft ge nog telkens staan, hetzij om de meesterwerken van Canova te bewonderen, die hier vijftig of zestig meters boven den grond onder baldakijnen of op de spitsen prijken, hetzij om nogmaals een blik te werpen over dat reusachtig geheel, hetwelk tot in de kleinste bijzonderheden is afgewerkt als het tabernakel van een hoogaltaar.
Ik had een stukje ornament opgeraapt, dat ergens van een pinakel gevallen, en zoo fijn was, dat men het in zijne kamer zou hebben te pronk gezet. Begeerig dit steentje als eene gedachtenis van den dom van Milaan mee te nemen, had ik den wegwijzer reeds eene fooi in de hand gestopt, opdat hij mijn diefstal niet zou uitbrengen en was juist bezig het corpus delicti in mijnen zak te bergen, toen een soort van opzichter met een rooden band om de klak tusschenbeide kwam. De gids kreeg eene schrobbeering, waarover hij zich intusschen met mijne fooi welgetroost zal hebben; maar ik moest mijn steentje algeven en kon er mij geene andere vergoeding voor verschaffen dan op den top van den dom een paar photographieën van het gebouw te koopen.
Ik kon het niet anders dan goedkeuren, dat elk steentje, elk ornamentje, dat van zijne plaats raakt, zuinig bewaard en weer vastgehecht wordt; want alleen aan die waakzaamheid hebben we het te danken, dat de dom van Milaan zoo gaaf en ongeschonden daar staat alsof hij gisteren pas was voltooid. Voortdurend wordt er aan gewerkt; van onder tot boven wordt hij nagezien en waar ergens een beeldje, een lijstje of een kolommetje versleten raakt, daar wordt het door nieuw marmer vervangen. Binnenkort zal de geheele voorgevel van het gebouw vernieuwd en meer met den stijl der kerk in overeenstemming gebracht worden. Er is reeds eene prijsvraag voor een nieuwen gevel uitgeschreven.
Zoo sierlijk en bevallig de dom van Milaan er bij al de strengheid zijner gothieke lijnen van buiten uitziet, zoo ernstig en somber is hij van binnen, niet omdat het daar aan versiering ontbreekt, maar omdat de geschilderde ramen slechts een zeer getemperd licht doorlaten. Het is de volle majesteit eener middeleeuwsche kathedraal, die u bij het binnentreden bevangt en u dwingt, alvorens de kunstschatten van dit heiligdom te bezichtigen, eerst in ootmoed de knieën te buigen voor den God van heiligheid, wien het tot woonstede strekt.
Twee en vijftig zuilen, elk zestien schreden in omtrek, en in plaats van kapiteelen, met een kring van heiligenbeelden in nissen versierd, schragen het trotsche gewelf, dat uit steenen kantwerk schijnt te bestaan. De vloer is een groot mozaïek van veelkleurig marmer; de wanden vormen eene aaneenschakeling van altaren en grafmonumenten, die zich deels in het schemerduister der kapellen verliezen. De drie ontzaglijke boogvensters van het koor brengen in driehonderd vijftig tafereelen de geheele geschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament in beeld. Onder den koepel eindelijk bevindt zich de rijk met goud en edelgesteenten versierde crypte, waarin het lichaam rust van den H. Carolus Borromeus. De ring en de kromstaf van dezen heilige worden in de schatkamer bewaard, waar men nevens andere kostbaarheden twee levensgroote zilveren beelden van den H. Carolus en den H. Ambrosius, de twee groote beschermheiligen van Milaan, bewondert.
Ook van laatstgenoemden kerkvader bewaart Milaan treffende herinneringen; men toont er u zijn bisschoppelijken zetel, en wij betraden er dezelfde portiek, waar de groote bisschop eenmaal keizer Theodosius den toegang tot de kerk ontzeide, tot hij boete zou gepleegd hebben over zijne zonden.
In de nabijheid eener andere kerk beschouwden wij het wereldberoemde Avondmaal van Leonardo da Vinci, op den muur geschilderd in den refter van een oud klooster, dat thans tot... cavalerie-kazerne is ingericht. Verscheidene schilders en teekenaars waren bezig, copieën te nemen naar het meesterstuk, dat helaas! weldra geheel zal uitgewischt zijn. Reeds nu is het zoodanig verbleekt en weggetrokken, dat sommige figuren haast niet meer te onderscheiden zijn, en indertijd heeft men voor dit kunstgewrocht zoo weinig eerbied getoond, dat men zich niet ontzien heeft, ten behoeve eener deur, die er onder aangebracht is, een paar apostelen de beenen af te zetten. Tegenwoordig zou zulk een wandalisme niet meer mogelijk zijn; met bijna godsdienstige vereering wordt in het museum Brera achter glas de teekening bewaard, die Da Vinci voor het hoofd des Zaligmakers, het schoonste en treffendste deel der geheele schilderij ontwierp; en wil men een bewijs, hoezeer het tegenwoordige Milaan zijn grooten zoon weet te huldigen, dan beschouwe men het wit marmeren standbeeld van den stichter der Lombardische schilderschool, dat zich te midden der beelden van vier zijner leerlingen op de Piazza della Scala verheft....
Het moet toch gezegd worden dat Milaan zijn bijnaam van la grande met evenveel recht draagt als Genova la superba, Firenze la bella of Roma la santa den hunnen.
Alles toch draagt er het karakter van grootheid: die zoo even genoemde Piazza della Scala, welker eene zijde bestreken wordt door den grootsten schouwburg der wereld, is met het Domplein, waar de grootste en schoonste gothieke kathedraal prijkt, verbonden door de grootste en schoonste winkelgalerij, die er ter wereld te vinden is, de Galleria Vittore Emmanuele.
Wij hadden die galerij reeds bij avond gezien en het spreekt vanzelf, dat zij zich dan bij het verblindend licht der prachtige winkels aan weerszijden, op het schitterendst voordoet. Twee duizend gasvlammen flikkerden vroeger langs de kroonlijst der galerij zelve, en de taak, al die pitten, een twintigtal meters van den grond, aan te steken, was opgedragen aan een klein locomotiefje, dat de lijst rondliep. Dit aardig schouwspel moesten wij missen, daar de galerij thans electrisch wordt verlicht, hetgeen niet wegneemt, dat zij des avonds een tooverachtig effect maakt.
Maar ook bij dag mag zij gezien worden; want de winkelgalerij van Milaan, die acht