De mensch in den wilden staat en de hedendaagsche barbaren.
(Vervolg.)
Wij zullen voor een oogenblik de rijke salons der beschaving verlaten voor de armoedige woningen op de Viti-eilanden in Polynesië. Het is wel wat ver, maar de reis is leerrijk.
Bij de bewoners dier eilanden is de oudermoord geene misdaad, maar een gebruik. De ouders worden algemeen door hunne kinderen gedood.
Vol liefde voor hunne ouders, wien zij de verdrietelijkheden van den ouderdom willen besparen, hebben de kinderen de gewoonte hen levend te begraven, zoodra zij boven de veertig jaren gekomen zijn. Op den bepaalden dag begeeft zich de geheele familie vroolijk, in feestelijken optocht, naar het graf. Het slachtoffer, dat naar het rijk der geesten vertrekt, roept men een hartelijk vaarwel toe; het gaat in den kuil liggen, men werp dien dicht, en hiermede is de plechtigheid afgeloopen. Dat is het gebruik bij de geheele bevolking, en het schijnt geene daad van wreedheid te zijn, maar wel van liefde. Aan de zonen komt de eer toe hunne moeder te begraven, en dat men den gemiddelden leeftijd kiest, geschiedt opdat de wederopstanding in den zelfden toestand plaats hebbe.
Op de Viti-eilanden schijnt men aan het leven weinig waarde te hechten. De kanibalen-woede is diep geworteld bij die eilanders, en zij houden zooveel van menschenvleesch, dat zij eene spijs niet beter kunnen prijzen dan door te zeggen: ‘het is zoo malsch als een dood mensch.’ Men geeft de voorkeur aan de dij en den voorarm. Wanneer de koning een feestmaal geeft, ontbreken die stukken nooit. Hoewel men de lichamen der gesneuvelde vijanden altijd opeet, zijn die nog niet voldoende en daarom worden er te dien einde slaven vetgemest. Somtijds laten zij ze levend braden om ze onmiddellijk te eten, terwijl zij ook wel de lijken bewaren totdat deze in een staat van vergevorderde ontbinding verkeeren. Ra Undre-Undre, het hoofd der Raki-Raki, had volgens de mededeeling van Williams (De Viti-eilanders en hunne bewoners,) alleen negen honderd personen opgegeten en stond daarom in groot aanzien. Alles hangt slechts van de gewoonte af!
De Nieuw-Zeelanders zijn eveneens menscheneters; zij verbeelden zich, dat zij niet alleen de stoffelijke zelfstandigheid, maar ook den moed, de bekwaamheid en den roem van hem, dien zij verslonden, in zich opnemen. Hoe meer lijken zij hebben opgegeten, hoe hooger plaats zij ook in de andere wereld verwachten. Zij hebben ook liever een oud, taai opperhoofd dan de mollige ledematen van jonge knapen of van malsche jonge meisjes.
Uit het oogpunt der zeden, kunnen wij ook een aanmerkelijk verschil waarnemen tusschen de wilden en ons. De Brazilianen keuren de kuischheid niet goed in eene ongehuwde vrouw, omdat zij die voor een bewijs houden, dat hare persoon niet de minste aanlokkelijkheid bezit. De bewoners der Andaman- en der Dieven-eilanden beschouwen die deugd als een blijk van zelfzucht en een hoogmoed.
De Veddah's vinden het schandelijk slechts ééne vrouw te bezitten, zij huwen dikwijls hunne jongste zuster en beschouwen het huwelijk met eene oudste zuster als een gruwel. Op de Viti-eilanden kan men zijne vrouw even als eenige andere bezitting verkoopen; de gewone prijs is een geweer.
Een Engelsch reiziger, in de Revue de l'instruction publique aangehaald, vermeldt dat de vrouwen op het eiland Unamarch, 't welk door de Russischen ontdekt is, voor pasmunt gebruikt worden. De prijs der koopwaren wordt door die wilde eilanders in vrouwen berekend.
Bij de Babinen beoordeelt men de schoonheid eener vrouw naar de grootte van hare onderlip, waaraan men voortdurend het een of ander voorwerp hangt om die te verlengen.
De teekenen, waardoor men zijne gevoelens uitdrukt, wisselen met de verschillende rassen somtijds op zonderlinge wijze af. De kus schijnt ons de natuurlijke uitdrukking der liefde toe; toch is die heel onbekend bij de bewoners van Tahiti, bij de Nieuw-Zeelanders, de Papoea's, de inboorlingen van Australië en de Eskimo's.
De Toegans gaan zitten, wanneer zij tot hunnen meerdere spreken: te Vatuvulu eischt de eerbied dat men hem bij het aanspreken den rug toekeert. Bij sommige Eskimo's is het een blijk van eerbied, den neus op te trekken. De bewoners van Tasmania hebben geene woorden om afgetrokken denkbeelden uit te drukken, als ‘kleur, toon, geslacht, geest’. Zij hebben geen woord, dat ‘boom’ beteekent, hoewel zij iedere soort eenen naam geven, noch om hoedanigheden uit te drukken, als ‘hard, zacht, warm, koud, rond, enz. In plaats van ‘hard’ zeggen zij ‘als een steen;’ in plaats van rond ‘als de maan’, enz. De Indianen van Brazilië kunnen slechts tot drie tellen, voor alle getallen daarboven, gebruiken zij het woord ‘veel’.
(Wordt vervolgd.)