Onze gravures.
Het standbeeld voor Hugo de Groot te Delft.
Sedert eenige dagen mag de stad Delft, waar Hugo de Groot den 10en April 1583 het eerste levenslicht aanschouwde, zich beroemen op een prachtig gedenkteeken voor dien grooten rechtsgeleerde.
Twee eeuwen zijn, naar het schijnt, noodig geweest om te overwegen of de man, die onder den naam van Hugo Grotius in de geheele wetenschappelijke wereld als een der grootste vernuften van zijn tijd bekend staat, in zijne vaderstad door een standbeeld verdiende vereeuwigd te worden. En toch was al vroeg het besef levendig dat zijne nagedachtenis daar recht op had. Reeds tijdens het raadpensionarisschap van Johan de Witt had deze staatsman er bij de regeering van Delft op aangedrongen, den beroemden geleerde en burger een praalbeeld op te richten. Doch die regeering gaf eerst in 1663 aan de kinderen van Hugo de Groot verlof, om in het koor der Nieuwe Kerk, waar de groote man in den familiekelder begraven lag, een eeregraf voor hem te mogen oprichten.
Het dralen der Delftsche regeering zal wel moeten toegeschreven worden aan den partijstrijd dier dagen, waaraan Hugo de Groot het te danken had dat hij op Loevenstein gevangen werd gezet; dat hij, in eene boekenkist uit zijn kerker ontsnapt, het overige van zijn leven in het land der ballingschap moest doorbrengen, en dit men zelfs na zijnen dood zijne nagedachtenis niet met rust kon laten, zoodat Vondel zijne verontwaardiging lucht gaf in den uitroep:
O farizeeuwsche grijns met schijngeloof vernist,
Die 't Groote lijk vervolgt ook in zijn tweede kist,
Gij, Helhond, past het u dien Herkles aan te bassen,
Te storen op 't altaar den Fenix in zijn asschen,
Den mond van 't Hollandsch recht, door Themis zelf beweend?
Zoo knaag uw tanden stomp aan 't heilige gebeent!
Doch dat er later, toen die partijschappen reeds lang doodgebloed waren, nog zooveel water door de Delftsche grachten moest loopen, eer er weder van een monument voor den grooten Delvenaar sprake was, mag in onze eeuw van standbeelden minstens opmerkenswaardig genoemd worden. Misschien ligt dit voor een gedeelte aan de geringe populariteit, welke de beroemde man in zijn vaderland geniet, waar hij zijne bekendheid veel meer dankt aan de romantische geschiedenis zijner ontsnapping van Loevenstein, dan aan zijne verdiensten als rechtsgeleerde of Latijnsch dichter, verdiensten, die de groote massa des volks uit den aard der zaak koud laten.
Hoe het daarmee zij, Hugo de Groot heeft thans zijn standbeeld en een prachtig ook, want bevoegde kunstrechters roemen om strijd de onberispelijke verhoudingen, den adel der gelaatsuitdrukking de zuiverheid der lijnen, de klassieke drapeering en de keurige uitvoering van het kunstwerk.
Zaterdag 25 September heeft de onthulling van het standbeeld met de gebruikelijke plechtigheid plaats gehad.