Naar Rome!
Reisherinneringen van J.R. van der Lans.
(Vervolg.)
VII.
Tafelgesprekken. - Onze kerk. - Het Pantheon. - St. Paulus buiten de muren. - St. Jan van Lateranen. - Een oud middeleeuwsch gebruik.
Zes dagen te Rome, die tijd is wanhopig kort, in aanmerking genomen de tallooze heiligdommen en merkwaardigheden, die de Eeuwige Stad den bezoeker aanbiedt; maar toch, als men zijnen tijd goed verdeelt en verstandig besteedt, zijne oogen flink den kost, geeft en daarbij niet geheel onvoorbereid komt, kan men in zes dagen tijds heel wat afzien.
Wij hebben in die week Rome's straten wat doorkruist! Dagelijks reden we er op uit, nu hier-, dan daarheen volgens een van te voren vastgesteld programma, dat echter zóó streng niet werd opgevolgd, of het liet altijd nog speelruimte genoeg voor wijzigingen naar gelang van tijd, lust of omstandigheden. Gewoonlijk werd bij het middagmaal dit programma voorden volgenden dag opgemaakt. Aan de gezamenlijke tafel toch hadden de pelgrims de beste gelegenheid, elkaar de lotgevallen van dien dag te verhalen, zoodat de een met de ondervinding van den ander zijn voordeel doen kon en dienovereenkomstig zijne plannen maken.
Zoo liep het maal steeds onder vroolijk gekeuvel ten einde, slechts eene enkele maal onderbroken als een lid van het comiteit, die iets had aan te kondigen, stilte verzocht, of een troep gitaarspelers ons op tafel muziek vergastte. Na het maal verspreidden wij ons op de binnenplaats, in de lees- of rookzaal of in de naburige verlichte winkelstraten, om nog een luchtje te scheppen voor het naar bed gaan.
's Morgens waren allen reeds vroeg uit de veeren, of juister, van de springveeren, om vóór het ontbijt nog te kunnen mis hooren. Daar was in de buurt ruimschoots gelegenheid voor; want binnen vijf minuten in den omtrek telde men minstens een half dozijn kerken. Vooreerst hadden we op het Minerva-plein zelf de kerk van Santa Maria sopra Minerva, die inderdaad onze kerk mocht heeten; want 's morgens vroeg kon men er bijna al de Nederlandsche pelgrims, zoo geestelijken als leeken vinden, de eersten om mis te lezen, de anderen om mis te hooren.
Wat verder hadden we het Pantheon, vroeger den tempel van alle goden, thans de kerk van alle Heiligen. Het reusachtige koepelgebouw, dat zijn licht ontvangt door eene enkele groote ronde opening in het gewelf, waardoor beurtelings de zonnestralen of de regendroppels op het marmeren plaveisel vallen, is stellig het beste hulpmiddel om zich van de uitgestrektheid der St.-Pieterskerk een denkbeeld te maken. Men kent de anecdote betreffende Michel Angelo, die, op de kolossale afmetingen van het Pantheon opmerkzaam gemaakt, minachtend zou geantwoord hebben: ‘Ik zal dien koepel in de lucht bouwen.’ Inderdaad heeft de koepel van St. Pieter, door den grooten kunstenaar ontworpen en door zijn opvolger uitgevoerd, volkomen dezelfde afmetingen als deze uitgestrekte rotonde.
Het was een schoon denkbeeld van Paus Bonifacius IV, toen hij in het jaar 609 dezen alouden godentempel, onder aanroeping van alle Heiligen, aan den waren God wijdde en er de gebeenten der martelaren uit de catacomben verzamelde. Thans rust naast die heilige overblijfselen ook de asch van Victor Emmanuel! Kransen en rouwteekenen sieren het graf van den overweldiger, door wiens toedoen geheel Rome en dus ook dit heiligdom in de handen der moderne heidenen gevallen is.
Men kan te Rome geen voet verzetten, zonder aan dit feit herinnerd te worden en er zijne smart en verontwaardiging over lucht te geven. Zoo bij voorbeeld, toen wij St. Paulus buiten de muren bezochten. Deze heerlijke tempel ter eere van den grooten Apostel der Heidenen, wiens gebeente hier rust, werd, nadat het gebouw in 1822 geheel door brand was vernield, sedert uit de bijdragen en giften der geheele Christenheid wederom opgericht en in 1854 door Pius IX voltooid. Van buiten levert de uitgestrekte basiliek weinig bezienswaardigs op, doch eenmaal binnengetreden, staat de beschouwer een oogenblik verstomd bij den aanblik dier viermaal twintig zuilen van graniet, alle als één blok uit de groeven van den Simplon gehouwen, die hier slank en statig als de boomen van een heilig woud voor hem oprijzen en van elk punt een onbelemmerd gezicht door de vijf schepen der kerk vergunnen.
Aangrijpend is het gezicht, als men zich plaatst tusschen de twee albasten zuilen van den hoofdingang, zoo doorschijnend, dat men de aderen van het gesteente tot in het midden der kolom volgen kan, dan langzaam den blik laat weiden langs de zuilenrijen tot aan de standbeelden der apostelen Petrus en Paulus, die zich aan weerszijden der confessie verheffen, en vervolgens het oog laat gaan langs den doorloopenden lijst van medaillons met de borstbeelden der Pausen, van Petrus af tot Leo XIII toe, om het eindelijk te laten rusten op het groote mozaïek der abside, dat uit de vijfde eeuw dagteekent en waar, te midden van de vier en twintig ouderlingen der Openbaring, de verheerlijkte Christus verschijnt.
Boven het graf des apostels verheft zich een dubbel baldakijn; het kleinste, van ongemeen sierlijke bearbeiding, werd nog uit den brand gered, die gelukkig de geheele confessie spaarde; het andere werd er overheen gebouwd en prijkt aan de voorzijde met het opschrift in gouden letteren op groen malachiet: Tu es vas electionis. De confessie is met eene balustrade van wit marmer omgeven en langs een dubbelen trap daalt men af naar het altaar, opgericht vóór de tombe, die de overblijfselen des apostels omsluit.
En hebt ge al die pracht bewonderd, die zuilen van albast en porfier, die altaren van malachiet, die heerlijke mozaïeken, en bovenal den rijken schat van reliquieën vereerd, dan moet ge van den geestelijke, die u tot gids strekt, de klacht hooren dat de Italiaansche regeering al de inkomsten dezer basiliek, die uit de gaven en schenkingen der geheele Christenheid werd opgebouwd, in beslag heeft genomen, zoodat deze grootsche tempel uit aalmoezen onderhouden moet worden!
Het verheerlijkte graf van den H. Paulus, overgeleverd aan de willekeur van een roofziek gouvernement, - kan het u duidelijker, grievender herinnerd worden, dat het erfgoed van St. Pieter in handen is gevallen van den overweldiger, dat de Stedehouder van Christus een vreemdeling geworden is in de stad der Pausen? En toch is die vreemdeling, die gevangene van het Vaticaan, ondanks alles, altijd nog de koning van Rome. Rome verkondigt het luide in zijne tempels en paleizen, zijne obelisken en fonteinen, allen sprekende van de vrome, de zegenrijke, de kunstlievende heerschappij der Pausen.
Treed Sint Jan van Lateranen binnen, het hoofd en de moeder van alle kerken, en aanschouw daar die fonkelnieuwe abside, schitterend van goud en kleurige gesteenten. Dat werk is tot stand gekomen tijdens de gevangenschap des Pausen, die, terwijl het nieuwe gouvernement niets beter weet te doen dan Rome te verwoesten, onvermoeid blijft waken en werken voor de instandhouding zijner heiligdommen, in het vaste vertrouwen dat de Paus de toekomst vóór zich heeft.
Wij vonden het werk nog onvoltooid en de abside door steigers en werklieden ingenomen, maar konden toch de afzonderlijke deelen bewonderen en ons een denkbeeld maken van wat het geheel eenmaal wezen zou: een nieuwe triomf der christelijke kunst. De oude abside, die reeds onder Pius IX bouwvallig geworden was, is door de zorgen van Leo XIII niet alleen geheel vernieuwd, maar ook een twintig meters verlengd en dat wel met behoud van de schoone, overoude mozaïek, die het gewelf sierde. Aanvankelijk dacht men er aan, dit gewelf door middel van een reusachtig mechanisme in zijn geheel te verplaatsen, maar was genoodzaakt van die ontzaglijke onderneming af te zien, en zoo moest dus de mozaïek stukje voor stukje van het gewelf losgemaakt, elk steentje zorgvuldig gemerkt en later weer tegen het nieuwe gewelf aangebracht worden volgens de teekening, die te voren van de mozaïek genomen was.
Een Vlaamsche pater, die gedienstig toegeschoten was, om zijnen Hollandschen taalbroeders in de basiliek tot gids te strekken, maakte ons op dit alles opmerkzaam. Wij hadden den vriendelijken man een oogenblik te voren in