De Gouden Roos, door Z.H. Leo XIII geschonken aan de koningin van Spanje.
De oorsprong van het zinrijk gebruik der jaarlijksche uitreiking eener gewijde gouden roos aan den een of anderen hooggeplaatsten persoon, meestal eene vorstin, die zich voor de Kerk bijzonder verdienstelijk gemaakt heeft, schuilt in het duister; doch zeker is het, dat die gewoonte zeer oud is. Men leest althans dat reeds in de elfde eeuw de plechtigheid van de wijding der gouden roos door Paus Leo IX verricht werd Die plechtigheid had vroeger plaats in de basiliek van Santa Croce in Gierusalemme te Rome en wel op den Zondag Laetare, den vierden Zondag van den vasten, daar de roos het zinnebeeld is van de geestelijke vreugde der Kerk over de verlossing uit de slavernij des duivels, waaraan de geloovigen in het evangelie van dien dag herinnerd worden. Na de H. Mis, waaronder met groote plechtigheid de rosa aurea gewijd is, wordt zij door den Paus met de kardinalen in processie rondgedragen, om vervolgens, als een bewijs van 's Pausen bijzondere waardeering, den een of anderen persoon te worden aangeboden. Zoo schonk Paus Alexander III in de twaalfde eeuw de gouden roos aan den Franschen koning Lodewijk den Jonge en er bestaan voorbeelden uit de geschiedenis dat de gouden roos ook aan eene stad of kerk geschonken werd. In den laatsten tijd wordt zij echter gewoonlijk aan eene vorstin, of althans eene verdienstelijke vrouw uitgereikt, en zoo viel zij het vorige jaar ten deel aan de Amerikaansche dame, miss Caldwell, die zooveel had bijgedragen tot de stichting eener katholieke universiteit in de Vereenigde Staten, waarvoor zij eene gift van 300.000 pond sterling geschonken had.
De gouden roos, welke dit jaar door onzen Heiligen Vader gewijd is en, gelijk men weet, voor de koningin-regentes van Spanje bestemd was, muntte door bijzonderen rijkdom en kunstige bewerking uit. Het is een meesterstuk van goudsmeedkunst, uit de werkplaats van den Romeinschen ciseleur Tanfani voortgekomen. De slanke, sierlijke vaas, waarin de kostbare bloem prijkt, is in verguld zilver uitgevoerd, terwijl de rozenstruik zelf met zijne bloemen, knoppen en bladeren uit gedegen goud gesmeed is. De grootste der rozen, die onmiddellijk uit den hoofdstam voortkomt, kan afgeschroefd en met welriekende oliën gevuld worden.
Op de voorzijde der vaas prijkt in een ovalen lijst het beeld van de patrones der Spaansche koningin, de H. Christina, terwijl de achterzijde de Latijnsche opdracht te lezen geefi. Het geheel is tachtig centimeters hoog.
Zaterdag, den 3en Juli 11., had in de kapel van het aanzienlijk paleis te Madrid de plechtige overreiking van dit gewijde kunststuk plaats. De bisschop van Madrid, vergezeld van den markies De Molina en gevolgd door een militair geleide, had zich daarheen begeven om de koningin het pauselijk geschenk persoonlijk te overhandigen. Behalve de koningin met haren hofstoet woonden ook al de ministers, het diplomatisch korps en de grootwaardigheidbekleeders van den staat de plechtigheid bij.
De gouden roos werd op het altaar der koninklijke kapel naast het evangelieboek geplaatst, waarna de bisschop zich met de volgende woorden tot de koningin wendde, die aan den voet van het altaar geknield lag:
‘Neem deze roos, welke wij u in naam van den Heiligen Vader aanbieden. Zij is een teeken van vreugde voor de strijdende Kerk; want de roos, welke de koningin der bloemen is, is het zinnebeeld der eeuwige heerlijkheid. Gewaardig u dit geschenk aan te nemen, benevens de goddelijke genade, welke de Paus voor u afsmeekt.’
Vervolgens werd eene plechtige H. Mis opgedragen, waarna al de aanwezigen zich naar de huiskapel der koningin begaven.