De vliegen.
't Is warm, drukkend warm, en wij weten van lusteloosheid niet wat wij doen zullen. Nu moet men nog bluffen op de hooge voortreffelijkheid van den mensch! Er is geen ellendiger wezen dan een millionair, die op een heeten zomerdag met een opgezwollen gelaat en een door verzadiging uitgezetten buik troost zoekt op den canapé en vruchteloos de armen uitspreidt om toegang te verschaffen aan een koeltje, welks geruisch hij door hijgen en blazen zoekt na te bootsen.
Neen, dan zijn de vliegen andere schepseltjes. Juist bij zulk eene warmte zijn zij in hun element. Dan gonzen en brommen zij van pleizier. En wat een dartel volkje! Ziet, daar plaatster zich een op den respectabelen neus van onzen millionair. Geen gevaar, onze kamervliegen steken niet. Maar ze veroorzaken toch met hare borstelige pootjes zulk eene onuitstaanbare kitteling, dat de man uit zijn half bewusten toestand ontwaakt en zijne hand plotseling naar zijn gelaat brengt, om den oneerbiedigen en vermetelen gast gestreng te straften - om hem te treffen, dat de dood er op volgt. Maar jawel, veel te schrander en te vlug is het kleine schepseltje om den dreigenden slag at te wachten. Bij de eerste nadering der hand slaat het de vleugeltjes uit, en het is reeds lang verdwenen, als de vingers van den mensch op het vooruitstekend gedeelte van zijn gelaat nederdalen.
En wat zou de moord van zulk een onschuldig vliegje ook baten? Zij zweven immers bij duizendtallen door de kamer, houden u gezelschap en eten gaarne mede van uwe zoetigheden. 't Is wel lastig, dat zij spiegels en schilderijen, boeken en papieren, behangsels en muren op eene onbeschaamde manier bevuilen, maar een beetje zeepwater is een best hulpmiddel.
Verwondert gij u over hun aantal? Bedenk slechts, dat ieder vliegenvrouwtje in den korten tijd van haar leven vier malen ongeveer 80 eieren legt en dus 320 vliegen voortbrengt. Hare kinderen volgen haar voorbeeld, en men heeft berekend, dat het kroost van zulk eene moeder in één zomer tot een getal van twee millioenen klimmen kan.
Ik raad u niet aan, om dat leger met vliegen vergiften te bestrijden. Gij zult er eenigen door dooden, maar gij stelt uwe snoepzieke kinderen bloot aan hetzelfde gevaar.
't Is waar, de vliegen maken het ons wel eens lastig, maar 't zijn toch aardige diertjes, en zij verteren in het warme seizoen vele verrottende dierlijke stoffen, wier uitwaseming voor den mensch zeer gevaarlijk zou kunnen worden.