Onze gravures.
Wat grootvader al niet kan!
Grootvader en grootmoeder zijn, zooals algemeen bekend is, de koning en de koningin van het kinderhart. Voor haar, de troosteres in het leed, de voorspreekster bij dreigende bestraffing, de troetelende en koesterende oude vrouw, bijna geheel de liefdeschat van het jeugdige gemoed. Voor hem, die de spelen der kleinen deelt en er zijne grijze en ernstige ervaring dienstbaar aan stelt, al hunne hoogachting en bewondering. Grootvader is de onfeilbare raadsman, het vermogendste menschelijk wezen in de oogen van het kind. In alle voorkomende moeilijkheden is hij het orakel, bij iedere onbekende zaak de leermeester.
De eerste kreet van Fritz, toen hij in zijne muit een fraaigevederden, onbekenden vogel gevangen had, was dan ook: ‘Kom, Gretchen, gauw naar grootvader!...’ Of de veelwetende, oude man den vogel kende? Noch het knapelijn, noch het maagdekijn had daar een oogenblik aan getwijfeld.... Wel zeker, het was eene spreeuw, een vroolijke snapper, wien grootvader, als een echte duizendkunstenaar, al aanstonds met eenig goed gevolg de eerste les in het klappen begon te geven. Vol verbazing staan de kinderen daar nu als verslonden in de beschouwing van het wonderstuk. Wat is op dit oogenblik hun schoolmeester, de garde-champêtre, de burgemeester, de baron van het dorp, ja, mijnheer pastoor zelfs, in vergelijking van dien alvermogenden grootvader, die tot de beesten toe kan doen spreken? Zoo groot is de verwondering van Fritz en Gretchen, dat zij zelfs aanstekelijk blijkt te werken op den ouden kater; want met zichtbare bevreemding zit ook deze te gluren naar den gevederden rasgenoot, die met zijnen meester schijnt te kunnen praten. En om de kroon op al dat wonderbare te zetten, wie weet of de wreede vogelmoorder niet op dit oogenblik evenveel ontzag in zich opwellen voelt voor den geheimzinnigen vogel, als de kinderen voor hunnen verstandigen grootvader, en of hij in zijn ruw gemoed niet besluit zich wel te wachten ooit den klauw naar zulken halfmensch uit te slaan?