De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGeschiedenis des Vaderlands.
| |
[pagina 411]
| |
De verkiezingen, welke in Maart en April plaats grepen voor de vernieuwing der gemeenteen departementale besturen, brachten weer gematigde mannen aan het gezag. Met oogluiking der bestuurders werden de wetten tegen de dienstplichtige jongelingen, onbeëedigde priesters of de uitoefening van den godsdienst weinig streng uitgevoerd. De Republiek onderging bloedige nederlagen in Italië en in Duitschland, en de vroeger zoo zeer gehate Oostenrijker werd reeds op voorhand als de verlosser des vaderlands begroet. De zwarte kleur van Oostenrijk werd, als herkenningsteeken, door al de wederspannelingen gedragen. Het Directoire bleef uit Parijs op manschappen bij de departementale besturen aandringen en trachtte den geestdrift der bevolking door theatrale betoogingen tegen Oostenrijk op te wekken. Na het verdrag van Campo-Formio was een vredecongres te Rastadt bijeengeroepen; alhoewel Oostenrijk reeds de wapens tegen de Fransche Republiek had opgevat, werd deze vergadering slechts den 8en April ontbonden. De Fransche afgezanten, op het einde van April naar Parijs terugkeerende, werden onverhoeds door eene bende Oostenrijksche huzaren, buiten de poorten van Rastadt aangevallen, en Roberjot en Bonnier gruwzaam door sabelhouwen vermoord, terwijl de derde, Jean Debry, bij toeval, aan den dood ontsnapte. Men maakte in Frankrijk een grooten ophef van dezen jammerlijken moord. Wel verstiet het Weenerhof alle medeplichtigheid aan dit feit, strijdig met het volkenrecht, maar het Directoire wilde van geene verontschuldiging hooren en riep de Fransche bevolking op, om den moord te wreken. In iederen tempel der wet werden heidensche rouwplechtigheden gevierd en alle staatsambtenaren, alle rechters, alle schoolkinderen moesten beurtelings voor het altaar des vaderlands optreden, om wraak te roepen tegen ‘den gekroonden baanstrooper, den verdrukker des menschdoms, den tyran van Oostenrijk!’ Doch al die betoogingen wekten in België den geestdrift niet meer op voor de Republiek; men zag met slecht bedwongene vreugde de bloedige nederlagen, die de Fransche legers beurtelings in Italië en Duitschland ondergingen. De stoutheid der patriotten groeide aan; de aanhangers van Frankrijk waren met schrik geslagen. Gewis zou de bevolking bij de nadering van een zegepralend vijandig leger, het geheele juk afschudden, en zijne woede onbeteugeld op de Franschen en de republikeinen botvieren. Te Parijs was de regeering over en weder geslingerd door inwendige partijtwisten. Het Wetgevend Lichaam beschuldigde het uitvoerend Directoire van zwakheid en onbekwaamheid. Een staatsaanslag wierp den 30 prairial, Merlin, Treilhard en den dweependen priestervervolger La Réveillère-Lepaux buiten de regeering. Reeds vroeger was Rewbell vervangen geweest door Sièyes; nu traden in de plaats der afgedankte directors Gohier, Moulins en Roger Duclos op, namen weinig uitschitterend door buitengewone hoedanigheden, maar gedweeë werktuigen in de handen van Barras, de ziel van de samenzwering, en het eenige lid van het Directoire, dat aan de nieuwe regeering was gebleven (18 Juni 1799). Deze verandering in de regeering der Republiek bracht geene verlichting aan het lot der Belgen, wel integendeel. Het Directoire besloot met meer krachtdadigheid den krijg voort te zetten. Onmiddellijk werden al de vijf klassen der dienstplichtige jongelingen binnengeroepen en eene nieuwe gedwongene en progressieve leening van honderd millioen op al de onroerende goederen geheven. Binnen de veertien dagen moesten reeds de twee zesden van deze leening gestort worden. Den 2en Juli werd eene algemeene vergiffenis geschonken aan al de weggeloopene soldaten of dienstplichtigen, welke zich onmiddellijk bij hun vaandel zouden aanbieden, maar weinigen luisterden naar dezen oproep. Een nieuwe opstand dreigde zelfs uit te barsten in verschillende kantons, na de afkondiging van het besluit van 10en Messidor (28 Juni) de manschappen der vijf klassen binnenroepende, welke nog niet in dienst waren. In de omstreken van Nijvel en Waver waren er talrijke samenscholingen van jongelingen, weggeloopene soldaten en misnoegden. In de omstreken van Brussel was het niet veilig noch voor ambtenaars, noch koopers van zwarte goederen. Postwagens werden tegengehouden, staatspenningen geplunderd, kleine benden van gendarmen en krijgslieden aangevallen; municipale agenten en staatsbeambten opgelicht. De zetel van deze benden oproerlingen was in het Soniënbosch waar men moeilijk binnendringen en hen achtervolgen kon. Een Brusselaar, Karel Jozef Jacquemin, meer gekend onder den eigenaardigen toenaam van Kozijn Karel van Loupoigne was de aanleider van dezen struikoorlog, achter heg en kant. Deze vermetele man, nu acht en dertig jaar oud, had beurtelings als officier in het patriotsche en in het Oostenrijksche leger gediend. Stout, voortvarend, ongemeen dapper, noemde hij zich Algemeen bevelhebber van het Belgische leger en beweerde zijn last ontvangen te hebben van Aartshertog Karel. Wat er zij of niet van deze bewering, welke door geene oorkonden gesteund is, hij leverde gedurende al dien tijd aan de Franschen niet weinig spel. Reeds bij het begin van den inval liet hij van zich hooren, maar hij trad eerst krachtdadig op na de nederlaag der patriotten te Hasselt. In Juli vooral poogde hij een opstand onder de bevolking in en rond de hoofdstad te verwekken. Stonden deze pogingen misschien in verband met de volkswoelingen, die op hetzelfde tijdstip plaats grepen in verschillende departementen van Frankrijk en in de groote steden Lyon, Bordeaux, Amiens en Rijsel? Ongelukkiglijk werd hij op 't einde der maand, door verraad in zijne schuilplaats, omtrent Tervueren, door eene bende Franschen overvallen, en al strijdende viel hij manmoedig voor zijn vaderland. Zijn hoofd werd te Brussel openbaar tentoongesteld, en de Republikeinen vierden deze gebeurtenis als hadden zij eene groote zegepraal behaald. En inderdaad nu hield elk ernstig verzet tegen de Fransche regeering in België op. Hier of daar ontstonden er nog wel volkswoelingen, maar zij werden lichtelijk onderdrukt. Daarbij het bestuur toonde zich gematigder in de uitvoering der wetten. De dweependste commissarissen van de uitvoerende macht waren vervangen geworden door mannen van een zachteren aard. In Augustus werd generaal Tilly met het opperste krijgsbevel in België belast. Die veldoverste had werks genoeg met de verdediging des lands in te richten, om zich bezig te houden met kwellende maatregels tegen priester of burger. De Fransche republiek, verslagen in Italië en in Duitschland, werd insgelijks in het Noorden door een geducht leger van Anglo-Russen aangerand. Den 27 Augustus ontscheepte de Engelsche vloot twintig duizend Engelsche en Russische krijgslieden in den Helder, voorhaven van Amsterdam. De Bataafsche republiek, door Fransche legers verdedigd, was slechts een afhankelijk wingewest van Frankrijk. Deze vernederende toestand stiet vele Hollanders tegen de borst en een groot getal was aan het Huis van Oranje verkleefd. Reeds den 30 Augustus heesch de Hollandsche vloot, voor Texel, de Oranjevlag in top en voegde zich bij de Engelsche zeemacht. Nu streed men bijna eene gansche maand door met wisselende krijgskans; totdat den 6 October generaal Brune de Anglo-Russen te Castricum, bij Alkmaar, versloeg en op hunne schepen terugdreef. De zege volgde nu overal de Fransche vlag; de Russen werden verslagen in Zwitserland, de Oostenrijkers in Duitschland; het dreigend bondgenootschap tegen de Republiek viel van lieverlede in duigen. De zegepraal versterkte in Frankrijk de partij der oude Jacobijnen; zij staken het hoofd weer in de hoogte en trachtten op nieuw de regeering te bemeesteren. Donkere wolken rezen aan den gezichteinder op, gelukkiglijk werd het nakend onweder afgeleid door het onverwachte optreden van Napoleon Bonaparte. De dertigjarige krijgsheld had onverwachts Egypte verlaten en was naar Frankrijk gestevend, vermetel tusschen de vijandige vloten heen. Den 9en October landde hij in de Middellandsche zee, bij Fréjus aan, onder de toejuichingen van de bevolking. Al de ontevredenen schaarden zich rond den zegevierenden veldheer en noemden hem de redder des vaderlands. Er was slechts een enkele stoot noodig om de gehate en verachtelijke regeering van het Directoire om te werpen. Die stoot werd den 10 November 1799 gegeven. Bonaparte pleegde den berechten staatsaanslag van den negentienden Brumaire en verving het bestuur van het uitvoerend Directoire door hetgene van het Consulaat. Napoleon Bonaparte, Roger Duclos en Sièyes werden tot Consuls uitgeroepen. De Republiek lag zieltogend ten gronde en zou weldra door het keizerrijk opgevolgd worden. Nu klaarde de gezichteinder een weinig op. Er was meer toegevendheid en minder willekeurigheid in het bestuur; de uitoefening van den katholieken godsdienst werd geduld, honderden gekerkerde of gedeporteerde priesters en kloosterlingen herkregen de vrijheid; duizenden bannelingen en geëmigreerden keerden in het vaderland terug; kerkelijke en burgerlijke vervolging nam van lieverlede een einde. Doch de gedwongene soldatendienst, de krijgsloting bleef voortbestaan. Gedurende veertien jaren werd onze jongelingschap weggemaaid in de Fransche legers; gedurende veertien lange heillooze jaren werd onze vrijheid en onze onafhankelijkheid vertrapt onder den voet des vreemdelings. Het waren harde tijden; tijden van vernedering, tijden van rouw en helaas, tijden van ontaarding en verbastering voor ons volk. ERRATA. De goedwillige lezer verbetere eenige ingeslopen drukfouten, vooral in namen en jaartallen; blz. 290 Raunitz, lees Kaunitz; blz. 339, 53 besturen, lees 53 vredegerechten; blz. 347 Ougereau, lees Augereau; blz. 354, twee kerken, lees Twee Nethen; blz. 363 philantropen en philantropie, lees theophilantropen en theophilantropie; blz. 379 De Rever, lees De Kever; blz. 387 Coland, lees Colaud; blz. 390 Hasselhout, lees Hasselt uit; somtijds werden 1789 voor 1798 en 1786 voor 1789 en dergelijke kleine misstellingen gezet. |
|