Gezondheidsleer.
De kleederen.
(Vervolg.)
Jassen, vesten, mantels, vrowwenkleeren, overjassen, sjaals, enz. Al deze kleedingstukken moeten de borst, het middel, noch de armen en de gewrichten te eng omsluiten, omdat daardoor de bloedsomloop wordt belemmerd en tot verschillende aandoeningen aanleiding gegeven kan worden. Jassen, vrouwenkleeren en vesten, die om de borst en het middel te nauw zijn, bezitten al de ongemakken van het korset. - De mantels dienen, om zich tegen koude en regen te beschutten, maar men heeft de ondervinding opgedaan, dat zij, die er gebruik van maken, meer onderhevig zijn aan keelziekten, verkoudheid en neusverstopping, dan zij, die ze niet dragen Dit kan daardoor verklaard worden, dat het lichaam onder den mantel aanhoudend slechts ten halve bedekt is. Als men te huis, of ergens anders komt, doet men den mantel gewoonlijk af en dan gebeurt het dikwijls dat, als de warmte-graad van het vertrek laag is, de uitwaseming eensklaps ophoudt, het lichaam koud wordt, en men zich eene ziekte op den hals haalt. Een jas, goed gevoerd of gewatteerd, is, om zich tegen de koude te beschutten, verre boven alle mantels te verkiezen. Sjaals en overjassen worden met hetzelfde doel gedragen als mantels, en kunnen derhalve, als men ze afdoet, dezelfde ongemakken ten gevolge hebben.
***
Kousen en sokken. De kousen, eene uitvinding van den nieuwen tijd, beschutten het onderbeen en den voet tegen de aanraking van de lucht en van het stof; zij nemen bovendien het voetzweet op, door 't welk anders de schoenen zouden bedorven worden. Al naarmate het jaargetijde, draagt men zijden, wollen, katoenen of linnen kousen; de eerste zijn warm, vooral de wollen; de linnen zijn frisch en zeer goed in den zomer. Zij, die last hebben van zweetvoeten, moeten groote zorg aan hun schoeisel besteden, en de kousen alle dagen, en zelfs meermalen daags, verwisselen, daardoor zullen zij den last, aan dat ongemak verbonden, vermijden.
***
Laarzen, laarsjes en schoenen. Het schoeisel is een onontbeerlijk gedeelte van de kleeding; het beschermt den voet tegen de vochtigheid, de hitte of de koude van den grond, tegen stekende of snijdende lichamen, die zouden kunnen kwetsen. Tusschen de zwaren laars van den postiljon tot het lichte dansschoentje van den danser, tusschen het elegante laarsje van de stadsdame, tot den vormloozen klomp van de boerin, bestaat eene groote verscheidenheid in het schoeisel; het eene is vervaardigd om sneeuw, modder en koude af te weren, het andere, om er mede op de blinkende vloeren der zalen te wandelen; sommige schoenen zijn ingericht voor lange marschen, anderen, om er den drempel van het huis naar buiten niet mede te overschrijden.
Men heeft te recht gezegd, dat de voet dat lichaamsdeel is, 't welk de mode het meest op de pijnbank uitstrekt. Inderdaad, niets is veranderlijker dan de vorm van laars of schoen; nu eens is de punt nauw en spits, dan weer vierkant en bovenmatig breed, heden zijn de hakken hoog, morgen zeer laag, enz. De middenweg tusschen al die uitersten schijnt ons het beste toe.
Men heeft voor eenige jaren de mode pogen in te voeren, om de schoenen met halve slobkousen te bekleeden; vele dandies schaften ze aan, maar lieten ze spoedig weer varen. De aldus geschoeide voet bezit niet meer dien aantrekkelijken vorm, als anders; als de slobkous maar een weinig te veel toegehaald is ontstaat er plaatselijke belemmering in den bloedsomloop. Van den anderen kant blijven modder en vuil, waarin men soms onbedachtzaam treedt, op het bovenste gedeelte liggen; wat meer is, men heeft altijd een korteren of langeren tijd noodig om de slobkousen toe te knoopen, hetzij men zich van een knoopenhaak bedient, of zich de vingers vermoeit.
Laarsjes vervaardigd van fluweel of laken van verschillende kleur, staan voor dames zeer goed en voldoen gedurende den winter uitmuntend aan de verwachting. Laarsjes van lichte stof zijn zeer goed in het schoone jaargetijde. De minder consequente mannen dragen leeren laarzen gedurende al de jaargetijden. Evenwel zou eene laars, van tryp vervaardigd, in den zomer wel zoo verkieslijk zijn; als de voet in leder als het ware gevangen gehouden wordt, zwelt hij op, wordt heet, wasemt eene stinkende lucht uit, en zweet, als men de kousen of sokken niet dikwijls verwisselt. In den winter en vooral in regenachtige streken, moet het schoeisel tegen vocht bestand zijn, want koude en vochtige voeten zijn zeer menigvuldige oorzaken van ziekten.
Waterdichte laarzen en laarzen met dubbele zolen zijn zeer doelmatig voor menschen, wier bedrijf het mede brengt, om in slecht weder te loopen. Als men na een vrij langen loop over eenen vochtigen grond, gaat rusten, als de laarzen met water doortrokken zijn, dan wordt de voet door het loopen verhit, allengs afgekoeld en hierdoor ontstaan bijna altijd verstoringen der gezondheid. Overschoenen en ondoordringbare laarzen behoeden tegen die ernstige ongesteldheden.