De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGeschiedenis des Vaderlands.
| |
[pagina 380]
| |
den krijgsraad gebracht en ter dood veroordeeld. Onmiddellijk werden zij in het midden der groote markt door den kop geschoten. Uit de naamlijst dezer slachtoffers van de weerwraak der Franschen, blijkt dat mannen van allen stand en van allen ouderdom aan den strijd hadden deelgenomen; de oudste hunner was een zeventigjarige grijzaard, terwijl de jongste nauwelijks achttien jaren bereikt had.
goede kameraden, naar karl böker.
de badplaats wildungen.
Als het uitvoerend Directoire te Parijs bericht kreeg over de uitbreiding van den opstand in België, beval het krachtdadig den oproer te beteugelen. De nationale wachten uit de Fransche Noorderdepartementen zouden vliegende kolommen van manschappen ten dienste stellen van den bevelvoerder der 24e krijgsdivisie, generaal Bounad, welke te Brugge was gelegerd. De oproerlingen met de wapens in de vuist zouden streng door een krijgsraad gevonnist worden, en de bloedige kastijding der wederspannelingen te Mechelen werd als een voorbeeld overal bekend gemaakt. Het middenbestuur der twee Nethen nam nog strengere maatregels. In iedere gemeente waar een republikein zou vermoord worden, moesten onmiddellijk twee der voornaamste inwoners als gijzelaars in hechtenis worden genomen en in de citadel | |
[pagina 381]
| |
de uitbarsting van den etna.
zeelieden aan den wal, naar v. demont breton.
| |
[pagina 382]
| |
van Antwerpen opgesloten, totdat de plichtigen aangeduid en gestraft waren; zoo insgelijks werd door het algemeen bestuur iedere gemeente verantwoordelijk gemaakt voor den moord op een republikein gepleegd. Maar al deze dwangmaatregelen tegen de Brigands, zooals de republikeinen de patriotten noemden, zouden de volkswoelingen niet onderdrukken. Te Halle en te Edingen niet verre van Brussel, vertoonden zich rond den 25en en 26en October een groote hoop gewapende boeren; na verschillende bloedige gevechten tegen de krijgsmacht, uit de hoofdstad afgezonden, werden de patriotten teenemaal verslagen en vele zochten eene wijkplaats in het Soniënbosch, dien schuilhoek van weggeloopene krijgslieden en muitelingen sinds den Franschen inval. Intusschentijd waren twee tot drie duizend man te Diest bijeengeloopen. Pieter Corbeels, een boekdrukker van Turnhout, koen en schrander man, trachtte den toomloozen hoop tot een legerken in te richten. In de stad zelve werd de municipaliteit door de oude leden van het gemeentebestuur vervangen; belastingen en krijgsschattingen werden tot onderstand van de opstandelingen geheven. Uit Diest waagden de patriotten een aanval op Leuven maar werden door generaal Durutt, aan het hoofd eener vliegende kolom krijgsvolk, gemakkelijk afgeweerd. Gedurende dezen uittocht der patriotten werd Diest, zonder verdediging gelaten, zonder slag of stoot door de republikeinen ingenomen en bezet. Na hun mislukten aanval op Leuven waren de patriotten, omtrent 2300 man in getal, in het stedeken Herenthals bijeengetrokken en hadden de plaats sterk verschanst. Eene vliegende kolom van zes compagnieën voetvolk, een escadron jagers en twee stukken geschut, uit Breda naar Antwerpen opgerukt, viel den 28en October Herenthals aan. Voor de eerste maal hielden de boeren stand tegenover een talrijken vijand. Het gevecht was even hardnekkig als langdurig. Aangemoedigd door hunne voornaamste aanleiders, als Van Gansen, Staelmans, Meulemans en Corbeels, allen mannen uit het volk zonder eenige kennis der krijgskunst, verdedigden zij gedurende vier uren de plaats tegen de aanvallers. Men streed van huis tot huis, van straat tot straat, totdat de Franschen in hunne woede de stad begonnen te beschieten en eindelijk in brand staken. Honderd tachtig huizen werden in asch gelegd en tachtig patriotten sneuvelden in dit bloedig gevecht. Na hunne uitdrijving te Herenthals hadden zich de opstandelingen in alle richtingen verspreid; het grootste gedeelte vluchtte naar Lier. Deze kleine stad, op vier uren afstand van Antwerpen en tamelijk goed versterkt, was twee dagen te voren door eene bende patriotten bezet geworden, onder de toejuiching der inwoners. Zoo bleven de beroerten nu al drie weken in gansch het Vlaamsche land voortduren en zonder dat men de rust door krijgsgeweld kon herstellen. De toestand was dreigend voor de Franschen. Terwijl vliegende kolommen op eene plaats den oproer onderdrukten, borst hij aan een anderen kant met meer geweld uit. Tot hiertoe was de bevolking der groote steden nog stil gebleven; doch reeds begon de burgerij te Antwerpen en te Brussel luidop te morren tegen de dwingelandij der Franschen. Ongetwijfeld had eene gedeeltelijke zegepraal der patriotten vele steden in opschudding gebracht. De boerenjongens, zooals men in Brabant de patriotten noemden, werden meer geoefend in den wapenhandel; zij trokken meer en meer te zamen onder dezelfde opperhoofden, en alhoewel strijdende hier onder eene witte, ginder onder eene roode vlag, hier versierd met eene oranjekokarde, daar met de zwarte kleur der Oostenrijkers, was echter het doeleinde en het ordewoord aan allen gemeen: ‘Geene krijgsloting, geene belastingen en de katholieke godsdienst’Ga naar voetnoot1). |
|