De moord op den bisschop van Madrid.
De kronijk der misdaden wordt in onze dagen van hooggeroemde beschaving wezenlijk ontzettend. In dezelfde evenredigheid als men het geloof afbreuk doet, wordt ook aan de hartstochten een vrijere weg geopend en die weg eindigt doorgaans in den afgrond der misdrijven. Edoch te midden van een steeds algemeener wordend zedenbederf, doet zich de gansche katholieke geestelijkheid opmerken en bewonderen door haren onberispelijken, ja, heiligen levenswandel, hare nederigheid, onderdanigheid en zelfverloochening. Zoo groot als pijnlijk was dan ook de verrassing, die de weldenkenden beving bij het vernemen der ijselijke euveldaad, waarvan de hoofdstad van Spanje over eenige weken het tooneel was; en ofschoon de bijzonderheden van dit bloedige drama nog versch in ieders geheugen liggen, willen wij die toch hier nogmaals vermelden, omdat zij als eene hulde en een aandenken vormen aan den vromen bisschop-martelaar.
Toen Mgr. Martinez Izquierdo, bisschop van Madrid, op Palmen-Zondag in zijne kathedraal de plechtige palmwijding wilde verrichten en aan de deur der kerk uit zijn rijtuig stapte, naderde hem op eens een onverlaat onder voorwendsel van zijn bisschopsring te willen kussen, en loste drie revolverschoten op hem. Op het oogenblik dat de moordenaar zijn gewond slachtoffer zag vallen, keerde hij het wapen tegen zich zelven, doch werd daarin verhinderd door de verontwaardigde menigte, die hem ontwapende en in de eerste opwelling van haren billijken toorn de lynchwet op hem wilde toepassen; de politie ontzette hem echter en slechts met moeite kon zij hem naar de gevangenis voeren.
De bisschop was inmiddels de sacristij binnengedragen, waar men hem onmiddellijk de eerste hulp toediende. Hij leefde nog, maar zijn toestand was zoo zorgwekkend dat er niet aan te denken viel, hem naar zijn paleis te vervoeren. Nog denzelfden avond zond de H. Vader hem den pauselijken zegen; koningin Christina liet van uur tot uur naar zijn toestand vernemen. Ook de pauselijke nuntius, de eerste minister Sagasta en markies De Xuiquena snelden naar zijne sponde; de geneesheeren wendden al de middelen hunner kunst aan maar te vergeefs. Nadat de lijder rustig den nacht had doorgebracht, was den volgenden morgen zijn toestand dermate verergerd, dat de geneesheeren vreesden dat hij den avond niet meer krijgen zou. Om drie uren verloor hij het bewustzijn en begon de doodstrijd, waarna hij kwart over vijven rustig en kalm in den Heer ontsliep. Aan het doodsbed stonden de nuntius, die den stervende de laatste genademiddelen der Kerk had toegediend, de aartsbisschop van Toledo, markies De la Vego de Armijo en andere bijzondere vrienden des bisschops.
Geheel Madrid was in rouw gedompeld over het droevig einde van zijn beminden kerkvorst. Terwijl naar Spaansch gebruik gedurende den doodstrijd al de klokken der stad luidden, leverden de straten een indrukwekkend schouwspel op. In diepe verslagenheid verdrong zich de menigte in de Toledostraat; de vrouwen weenden, de mannen stonden met ontbloote hoofden; de verontwaardiging over den heiligschendenden moord was grenzenloos.
Nadat het lijk den volgenden dag in de kathedraal van San Isidro was tentoongesteld, werd het met grooten praal onder begeleiding van al de geestelijke en wereldlijke overheden naar het bisschoppelijk paleis overgebracht, en Woensdag 21 April had de plechtige begrafenis plaats in de kathedraal, waar het lijk onder den middelbeuk werd bijgezet. Acht priesters droegen de kist op hunne schouders, waarin de diepbetreurde doode met ontbloot gelaat rustte. De nuntius, de kardinalen, de ministers, de grootwaardigheidsbekleeders van het hof en belangstellenden uit alle klassen der maatschappij vormden den onafzienbaren lijkstoet, aan wiens hoofd men twee eenvoudige landlieden opmerkte, de broeders van den bisschop, die van nederige afkomst was en deze zelfs onder het bisschoppelijk purper niet verloochende.
Mgr. Martinez Izquierdo behoorde tot die achtingswaardige mannen, welke zonder de hulpmiddelen van fortuin of hooge geboorte, alleen door eigen verdiensten en deugden tot de hoogste waardigheden opklimmen en eene taak vervullen, waartoe noch afkomst, noch eerzucht hen aanwezen, maar waartoe zij door God zelven geroepen worden. Hij was de zoon van eenvoudige landlieden. In 1831 te Rueda in de provincie Guadelajara geboren, onderscheidde hij zich reeds in zijne jeugd door schitterende studiën in het collegie en vervolgens aan het seminarie. Bij het einde zijner leerjaren aan de hoogeschool van Madrid, nam hij in 1857, na een welgeslaagd examen in het seminarie van Siguenza, het geestelijk kleed aan en trad vervolgens als professor op te Siguenza en te Grenada, nadat hij zijn diploma van licentiaat in de rechten en van doctor in godgeleerdheid en wijsbegeerte verworven had. Achtereenvolgens werd hij te Grenada, waar hij zich door zijn redenaarstalent beroemd maakte, tot kanunnik en aartsdiaken benoemd.
In 1871, tijdens de omwenteling, kozen zijne stadgenooten van Siguenza hem tot afgevaardigde voor de Kamer en twee jaar later benoemde Emilio Castelar, de toenmalige president der republiek, hem tot bisschop van Salamanca. Bij het herstel van het koningschap werd de bisschop van Salamanca door de geestelijkheid van Valladolid aangewezen om haar te vertegenwoordigen in den Senaat, waar hij zich een der grootste sprekers en een der ijverigste strijders voor de rechten der Kerk toonde.
In zijn bisdom werd de prelaat als een degelijk, wijs, rechtvaardig en gestreng bestuurder hoog geacht. Hij richtte kloosters op, deed scholen bouwen, bracht tal van hervormingen tot stand en was een waar vader voor de lagere geestelijkheid. Dat hij intusschen de aandacht ook van het hof getrokken had, bleek uit de opdracht, welke hem bij den dood van koningin Mercedes door de regeering gedaan werd, om de lijkrede der betreurde vorstin uit te spreken, en toen in 1885 de hoofdstad tot een afzonderlijk bisdom verheven werd, droeg koning Alfonso XII, welke Mgr. Izquierdo hoog vereerde, hem voor tot het bekleeden van den nieuwen bisschopszetel, welken hij dan ook bekwam.
Te Madrid had de waardige prelaat door zijne edele hoedanigheden als mensch en priester weldra aller harten veroverd en men kan zich dus voorstellen welk een kreet van afgrijzen er opging, toen de beminde bisschop gevallen was als het slachtoffer van een moordenaar, die dan nog wel een priester was! Gelukkig mogen wij aannemen dat de schuldige, Cayetano Galeote, op het oogenblik dat hij den heiligschendenden moord pleegde, niet recht meer wist wat hij deed. Van een onstuimig, opbruisend karakter, had de onwaardige priester een uiterst woelig en onrustig leven achter den rug. Wegens zijn twistzieken, ongezeglijken, wispelturigen aard kon hij het nergens uithouden en moest eindelijk uit zijne geestelijke bediening ontslagen worden. Het schijnt dat wrok over vermeende miskenning en krenking dit hartstochtelijk karakter tot het uiterste gedreven heeft, want bij het verhoor kwamen dingen aan het licht, die aan volslagen waanzin doen denken.
Uit het rechtsgeding dezer zaak, dat waarschijnlijk eerlang zal gehouden worden, zal intusschen blijken in hoeverre de moordenaar dient verantwoordelijk gesteld te worden voor de vreeselijke euveldaad, die zijn slachtoffer hem op het sterfbed ten volle vergeven heeft.