Oud en nieuw Amsterdam.
In ons vorig nummer hebben wij door een aantal binnengezichten den lezer laten kennis maken met het inwendige van het Nieuwe Rijks-Museum, onlangs in Amsterdam geopend. Wij geven heden eene afbeelding van het uitwendige diens bouwgewrochts, te gelijk met een aantal andere schilderachtige gezichten uit Neerland's hoofdstad.
Amsterdam is, vooral in de jongste tijden, met Rotterdam als mededingster van Antwerpen opgetreden om de eerste plaats te veroveren der zeehavens van ons vasteland; evenals de Scheldestad heeft de hoofdstad van Holland in de laatste jaren hare grenzen aanmerkelijk uitgebreid, terwijl zij Antwerpen is vooruit geweest in het houden eener wereldtentoonstelling, welke door duizenden onzer landgenooten is bezocht geworden. Voor die redens, vertrouwen wij, zullen onze fraaie en getrouwe teekeningen van Amsterdam's bijzonderste merkwaardigheden aan velen dubbel welkom zijn.
‘Amsterdam,’ zoo leerden wij reeds op de schoolbanken, ‘is gebouwd aan de Amstel, waar deze rivier zich uitstort in het IJ, en wel op een moerassigen bodem, zoodat er de fondamenten der gebouwen op ingeheide palen rusten.’ Zoo staat onder andere het Koninklijk paleis alleen op 13659 palen. Amsterdam's bevolking overtreft die van Antwerpen, en werd bij de telling van 1883 boven de 350.000 inwoners bevonden, waaronder zich toen niet minder dan 40.000 Joden bevonden. Het handelscijfer van Antwerpen gaat daarentegen dit van Neerland's hoofdplaats aanzienlijk te boven.
Amsterdam heeft de gedaante eener halve maan, wier horens zich langs het IJ uitstrekken. De voornaamste straten en grachten hebben er eene boogvormige gedaante. Die straten zijn niet zeer ruim, maar bezitten meestal schoone winkels en schilderachtige huizen. Wat vooral aan Amsterdam een eigenaardig karakter geeft zijn de vele grachten, die de stad doorsnijden, en wier zoomen met boomen beplant en met vele aanzienlijke gebouwen en huizingen versierd zijn. Deze grachten of vlieten, zooals de Antwerpenaars ze zouden noemen, zijn bekend onder de namen van ‘Singel, Heerengracht, Keizersgracht, Prinsengracht en Buitensingel.’ Het zijn voormalige buitengrachten, die door de achtereenvolgende vergrootingen der stad, thans tot binnenwaters herschapen werden, weshalve zij ook alle evenwijdig van elkander gelegen zijn. Buiten deze grachten vindt de scheepvaart in Amsterdam zeer doelmatige en uitmuntende dokken.
Evenals Antwerpen paart Amsterdam aan zijnen handelsgeest een sterk uitgedrukten kunstzin en kan dan ook roemen op een aantal hoogst merkwaardige letterkundige, wetenschappelijke- en kunstinrichtingen. Onder deze staat op de eerste plaats aangeschreven de Amsterdamsche dierentuin, wiens vreemde benaming Natura Artis Magistra, door de Amsterdammers gemakkelijkheidshalve tot Artis verkort, getuigenis aflegt dat ook onze Noorderburen zoowel als wij door de onhebbelijkheid aangetast zijn om uitheemschen, maar ronkenden woordenpraal aan eigen landstaal te verkiezen, waar het geldt zich geleerd of deftig voor te doen. Daar even als hier worden echter in de meeste dier omstandigheden - al is het dan voorzeker niet in dit geval - de woorden van pater Poirters bewaarheid: