Verscheidenheden.
Moeder.
Eene moeder! Neen, neen, wij weten niet wat eene moeder is. O dagen der kindsheid. Gelukkige dagen, toen onze moeder ons ter ruste legde, en hare lieve hand als laatste avondgroet zegenend het kruisteeken maakte over ons hoofd! Toen onze mond de eerste gebeden stamelde, ons door haar geleerd, nog niet begrepen door ons, maar verstaan door Onzen Vader in den Hemel! Hoe heeft hare teederheid, hare zorg, haar onuitputtelijk geduld en heilige liefkozing; hoe heeft zij den grondslag van het H. Geloof diep in ons hart gelegd! Hoe liet zij de gevoelens van gehechtheid, van liefde, van onbezweken trouw aan onze H. Kerk als heldere dauwdruppels nederglijden in de bloemkelken, die pas ontloken! Hoe hebben hare oogen over ons gewaakt! zorg gedragen vooral voor dien dierbaren schat! Want zóó is eene moeder. En als het later mocht gebeuren, dat haar kind, hetwelk hare glorie is, wordt medegesleept door den stroom der wereld, - als het later mocht gebeuren, dat haar kind verre, verre afdwaalt, - dan zult gij hare liefde zien leven. Dan zal zij in hare diepste eenzaamheid, door niemand gezien, hare stramme armen ten Hemel beuren en bidden. Het schijnt niets te helpen, maar dat doet er niet toe; zij zal voortgaan, dag in dag uit. Den slaap zal zij weigeren aan hare oude en vermoeide oogen, om bekeering af te smeeken voor den verdwaalde, want het is immers haar kind! Schreiend zal zij hem bidden, zorg te dragen voor zijne ziel. Het doet er niet toe, of hij haar smaadt, of hij haar bespot zelfs, en mishandelt en verstoot, het is immers haar kind! Het kan zijn, dat haar lichaam niet bestand is tegen de overstelpende aandoeningen harer ziel; het kan zijn, dat haar eene sleepende ziekte aangrijpt en op het ziekbed nederwerpt, maar dan nog zal hare liefde blijven leven, en op het punt van de eeuwigheid in te gaan, stervende en met brekende oogen, fluistert zij nog: ‘mijn kind, mijn dierbaar kind, uwe moeder vergeeft u
alles!’