De laatste oogenblikken der Girondijnen.
Men schreef den 31en Mei 1793. Bij het krieken van den dag hoorde men te Parijs het sombere gebrom der stormklokken, en het gebulder der kanonnen op de Pont-neuf dreunde onheilspellend boven de stad.
Zeven en dertig burgerafdeelingen, in dienst der Jacobijnen, vereenigden zich met 40.000 gewapende Sansculotten der voorstad, en met vereende krachten rukten zij op naar het paleis der nationale conventie. Het volk was dus wederom onder de wapenen, doch tegen welken vijand stond het thans op?
De troon der Bourbons was omvergehaald, de koning had op het schavot zijn leven gelaten, de adel was deels in de gevangenissen vermoord, deels naar andere oorden gevlucht. Wie was dan de vijand? Als een andere Saturnus maakte de revolutie zich gereed, hare eigene kinderen te verslinden: de Jacobijnen openden den strijd tegen de Girondijnen.
Hoe spoedig wisselden in die bloedige jaren de rollen der partijen!
Nog in de eerste wetgevende Vergadering van Frankrijk, die, tegen verwachting in, tot het monarchaal beginsel overhelde, maakten de Girondijnen, eene groep van afgescheidenen, wier leiders in het departement der Gironde gekozen waren, de linkerzijde uit. Zij waren het juist, die zich door hunne vurige welsprekendheid als de heftigste voorstanders eener volslagen omwenteling deden kennen. Hunne leiders Brissot, Bergniaud en anderen predikten zoowel in het parlement als op de schitterende avondbijeenkomsten van madame Roland als apostelen der republiek; zij ook waren de opvoeders der toekomstige Jacobijnen, Robespierre en Danton. Doch den 21en September 1792, toen de nationale conventie bijeenkwam, werden ze verdrongen door de meer radicale partij der Jacobijnen en vormden, aangezien de monarchale partij geheel en al verdwenen was, de uiterste rechterzijde van het nieuwe Wetgevende Lichaam.
Al spoedig werden ze nu door hunne tegenstanders beschuldigd van reactionnaire kuiperijen. Zij boden geen werkdadigen tegenstand aan den drang der Bergpartij, ja ontzagen zich niet, schoon tegen hunne innerlijke overtuiging, voor den dood des konings te stemmen, en zich dus de hand te bezoedelen met het bloed van den gezalfden vertegenwoordiger des gezags!
Bloedig zou die laffe koningsmoord ook aan hen gewroken worden.
Toen de zitting der nationale Vergadering van 31 Mei 1793 geopend werd, drongen gewapende deputatiën van het door de Jacobijnen opgehitste Parijsche volk de zaal binnen en eischten dat 42 afgevaardigden der Gironde in staat van beschuldiging zouden gesteld worden wegens verraad tegen Frankrijk en de republiek. Dat verraad bestond hierin dat zij niet wilden meegaan met al de buitensporigheden van het schrikbewind, dat gruwelen op gruwelen stapelde. Drie dagen lang duurde de parlementaire strijd, welke eindigde met de zegepraal der Jacobijnen. Het bevelschrift tot gevangenneming der verdachte Girondijnen werd uitgevaardigd, en voor het grootste gedeelte vluchtten zij naar de departementen, om daar een leger te verzamelen tegen het schrikbewind der hoofdstad.
Slechts weinigen en onder hen Bergniaud, de ziel der partij, bleven te Parijs, waar zij met huisarrest gestraft werden. De heldhaftige weerstand der Vendée, de opstanden te Calvados, Marseille, Lyon en Toulon, voor een deel door de voortvluchtige Girondijnen in het leven geroepen, en de nederlagen van het Fransche leger tegen de buitenlandsche vijanden, deden de woede der republikeinen nog stijgen, en immer dreigender eischten zij de veroordeeling der verraders.
Den 3en October stelde Amar in de nationale Vergadering voor, 21 afgevaardigden der Gironde te beschuldigen van samenzwering tegen de eenheid en ondeelbaarheid der republiek. Van stonde af werd hunne gevangenschap verzwaard en spoedig bevonden zich in de Conciergerie onder één en hetzelfde dak de Girondijnen en het rampzalige slachtoffer der revolutie, de koningin Marie Antoinette.
Daar wierp Bergniaud het vergift, dat hij sinds 2 Juni bij zich droeg, door een venster weg, vastbesloten het lot zijner gezellen te deelen. Daar ook schreef Brissot zijne gedenkschriften, die hem en zijne partij voor het nageslacht moesten rechtvaardigen; daar eindelijk kwam de afgevallen priester Fauchet tot de overtuiging, dat een staat zonder godsdienst in bloed en gruwelen moet ondergaan en hij verzoende zich met het geloof, dat hij zoo schandelijk had verloochend.
Den 26en October werd in het paleis van justitie het proces geopend en in den nacht van 30 October werd den een en twintig Girondijnen het doodvonnis voorgelezen. Terstond na lezing van het vonnis doorstak Balazé zich in tegenwoordigheid zijner rechters met een dolk. De overige Girondijnen verzamelden zich om het lijk, riepen het een laatst vaarwel toe en verlieten de zaal onder den kreet: ‘Wij sterven onschuldig. Leve de republiek!’
Zij wierpen het geld, dat zij nog bij zich droegen, onder het volk en keerden voor de laatste maal naar de Conciergerie terug. In de gangen der gevangenis hieven zij de Marseillaise aan; die tonen drongen door tot de cellen, en de gevangenen, uit den slaap opgewekt, riepen hun het afscheid toe, want zij wisten allen dat de Girondijnen hun graflied zongen. Een vriend, die zich heimelijk te Parijs ophield, had de wachters omgekocht en een laatste feestmaal voor de veroordeelden bereid. Oude wijnen en geliefkoosde spijzen waren op de lange tafel opgedischt. Het kaarslicht wierp zijn somber schijnsel door de merkwaardige eetzaal. Bergniaud zat het maal voor met dezelfde waardigheid en kalmte, als weleer de vergaderingen zijner partij. ‘Wij hebben ons vergist,’ zeide hij in zijne laatste rede, ‘wij meenden in Rome te zijn doch wij leefden te Parijs.’
Bij het aanbreken van den dag werd hun door den beul het haar afgesneden en begon de tocht naar het schavot. Het ontzielde lichaam van Balazé moest mede naar de guillotine, zoo luidde het uitdrukkelijk bevel van het Jacobijnsche gerechtshof. De veroordeelden werden op vijf wagens naar de Place de la Grève vervoerd.
In meesterlijke trekken heeft de schilder Piloty dit oogenblik geschetst, en zijne schilderij, waarnaar onze gravure genomen is, stelt ons de Girondijnen voor, gelijk ze voor de guillotine aankomen. Twee wagens zijn reeds achter het schavot verdwenen. Op den laatste ligt Balazé's lijk; als opgetogen staat de dweper Bergniaud, de ziel zijner partij, in het midden: Brissot in staande en Gensonné in zittende houding reiken hem de handen. Nevens hen zit de priester Fauchet met saamgevouwen handen in gedachten, misschien in gebed verzonken.
Op den voorlaatsten wagen reikt Lafource een brief over aan een soldaat; de linkerhand houdt hij opgeheven; hij schijnt met nadruk te verzoeken, dat de brief aan zijn adres bezorgd worde. Naast hem liggen Ducos en Fonfrède in elkanders armen en Du Chastel slaat dat schouwspel gade. Nog zien wij aan den ingang van het schavot, Antiboule, Gardien en Sillery, terwijl de jongeren, Mainville en Duprat met hunne hoeden zwaaien en onder den kreet: ‘Leve de Republiek!’ de guillotine begroeten. De beruchte breisters slaan van hunne tribune af het belangwekkende schouwspel gade, deels met onverschilligheid, deels met een hoonenden spotlach om de lippen, deels met een vloek in den mond, en het volk, dat door de soldaten wordt teruggehouden, dreigt de veroordeelden met gebalde vuisten.
Burger Samson, de scherprechter, monstert, over de omheining van het schavot leunende, met vorschende oogen de ongelukkigen. ‘Twintig levenden en één lijk’ mompelt hij binnensmonds, ‘'t is in orde.’ Het oogenblik door Peloty op het doek gebracht, is voorbij; andermaal weergalmt de Marseillaise. Eén voor één worden de rampzaligen weggevoerd; zwakker en zwakker klinkt het lied der vrijheid als ten spot over het gebied der guillotine. Eindelijk! nog ééne stem klinkt vol republikeinsch fanatisme - het is Bergniaud; hij zingt alleen.
Ook die stem verstomt.... en de Girondijnen zijn niet meer.
Eenige jaren later vond men in de oude archieven de volgende rekening:
Voor een en twintig afgevaardigden der Gironde.
voor doodkisten fr. 147
voor begrafeniskosten - 63
te zamen. fr. 210
Welsprekende lijkrede op de stichters der Fransche republiek!