Eindelijk weergevonden.
Naar het Hoogduitsch.
(Vervolg.)
‘Gij zijt zeer bescheiden, mijnheer Bachmann,’ zeide Therèse glimlachend, ‘waarom ik zonder verwijl u met de oorzaak van onzen tegenspoed bekend wil maken. Gij weet, welke zaken papa dreef, en u is natuurlijk beter dan aan mij de gevaarvolle aard daarvan bekend. Eveneens weet gij beter dan ik welk eene geweldige krisis in den handel heeft plaats gevonden, eene krisis, waarvan mijn arme vader het slachtoffer geworden is. Verscheidene zijner grootste handelsvrienden, die hem zeer aanzienlijke sommen schuldig waren, staakten hunne betalingen en sleepten hem in hun ondergang mede. O! levendig staat mij nog de schrikkelijke dag voor den geest, die vertwijfeling in ons gelukkig huis bracht,’ riep zij met bevende stem, ‘die dag, waarop men mijn geliefden vader, die even te voren berichten van nieuwe faillissementen ontvangen had, bijna levenloos te huis bracht. Overweldigd, vernietigd door die onafgebroken slagen, had hij eene hevige beroerte gekregen. Hij is bijna geheel verlamd en lijdt veel,’ dus besloot zij hare mededeeling, en naar haren vader toegaande, omhelsde zij hem met warmte en brak in tranen uit.
De oude man zag het weenende meisje vol teederheid aan.
‘Moge God u zegenen, mijn kind; zwaar heeft Hij mij beproefd, doch mij een grooten troost in u geschonken. Hij heeft mij getoond, welken schat ik in mijn kind heb.’
‘O vader, gij overdrijft.’ lispelde Therèse, zich uit zijne armen losmakende, met beminnelijke verlegenheid.
‘Oordeel zelf,’ ging de heer Sternberg voort. ‘Nadat ik alles aan mijne schuldeischers had afgegeven, toen al mijne vroegere vrienden mij verlaten hadden, haastte zich Therèse, die nog slechts een gering gedeelte van haar moeders erfdeel bezat, eene plaats te bekomen aan eene school als onderwijzeres, om haren vader, die onbekwaam was geworden om zijne ledematen te gebruiken, tot aan zijn dood een onbekommerd bestaan te verzekeren, waarin hij niets zou behoeven te ontberen. Ik weet dat het voor haar, die aan een gemakkelijk leven gewoon is, een hard, onaangenaam lot moet zijn. Doch zij beklaagt zich nooit; zij beweert haar vak lief te hebben, het arme kind. En ik kan slechts herhalen: God zegene u, mijn kind!’
Vuurrood van verlegenheid had Therèse meer dan eens beproefd hem in de rede te vallen.
Met eene bewondering, die aan eerbied grensde, beschouwde Hugo dit zwakke schepsel, hetwelk met de kalmte van eene sterke ziel een, in vergelijking met het zijne, oneindig zwaarder lot zwijgend verdroeg, en met beschaming prentte hij deze leering diep in zijn gemoed.
‘Ik wist er hoegenaamd niets van,’ zeide Hugo; ‘wat gij u gemakkelijk zult kunnen verklaren, als ik u zeg, dat ik sinds ongeveer drie maanden niet meer op het kantoor van Russel & Co werkzaam ben.’
‘Dat verrast mij uitermate,’ riep de oude man verwonderd uit. ‘De heer Russel scheen veel met u op te hebben en ik had niet gedacht, dat gij uwe betrekking in zijn huis ooit verlaten zoudt hebben.’
Hugo voelde hoe Therèse's blik met eene zekere bevreemding op hem rustte, en hij antwoordde met blijkbare verlegenheid: ‘Mr. Russel meende mij te kunnen missen. Ik begaf mij daarop van Londen naar Brighton, om mijne zuster Klara te bezoeken, die ik wedergevonden heb.’
‘Het verheugt mij dat te hooren,’ riep Therèse met levendigheid uit, ‘en onder welke omstandigheden hebt gij haar weergevonden?’
‘Ik vond haar onder zeer treurige omstandigheden,’ antwoordde Hugo, wiens gelaat verduisterde, ‘doch zij is thans onder de hoede van rechtschapen, edele menschen, die haar als eene dochter liefhebben. De staat van hare gezondheid veroorzaakt mij echter eenige bezorgdheid.’
Therèse zweeg. Slechts hare schoone oogen drukten eene deelneming uit, welke hem goed deed en welsprekender was dan woorden.
‘Hebt gij een bepaald plan?’ dus verbrak de heer Sternberg de pijnlijke stilte; ‘wat zijt gij voornemens te doen?’
‘Ik ben voornemens, op aanraden van een Duitsch vriend, eenige agenturen te zoeken. De vertegenwoordiging van eenige niet zeer aanzienlijke, maar gunstig bekende Zuid-Duitsche huizen is mij door de aanbeveling van mijn vriend verzekerd. Buitendien zal ik hier in de stad zaken zien te doen. Ik heb eene bescheiden som gelds overgespaard, ken den handel met Engeland, en zal het niet aan moeite en vlijt laten ontbreken. Ben ik eenmaal goed gevestigd, dan ben ik voornemens Klara bij mij in huis te nemen en als een goed broeder over haar te waken.’
‘En niemand zal u meer geluk op uwe onderneming toewenschen dan wij,’ sprak Therèse met warmte, terwijl haar vader te gelijk zijne onmacht om hem krachtdadig te ondersteunen betreurde.
Op die wijze verliep, onder een ernstig, belangwekkend onderhoud de avond. Hugo beloofde van de gedane uitnoodiging gebruik te zullen maken en toen hij wegging, voelde hij hoe goed het gezellig gesprek hem gedaan en hem in zijn voornemen om zich met hart en ziel op zijne nieuwe zaken toe te leggen, versterkt had. Doch grootere moeielijkheden, dan hij verwacht had, deden zich voor. In Hamburg gelukte hij er niet in een werkelijk eenigszins goed agentschap te bekomen. Men had bezwaar tegen zijne jeugd, men betwijfelde het of hij genoegzame ervaring bezat, vond zijne bekwaamheden, die hij eerlijk opgaf, te gering, wilde nauwkeurig weten, waarom hij zijne laatste betrekking verlaten had, kortom, men maakte zoovele zwarigheden, dat menigeen, minder vastbesloten om het voorgestelde doel te bereiken, den moed zou opgegeven hebben.
Gedurende dezen tijd bezocht hij bijna dagelijks zijne vrienden in St. George, telkens nieuwe bekoorlijkheid in Therèse's waardig, verstandig onderhoud vindende. Hij verzuimde natuurlijk niet haar van den stand zijner onderhandelingen op de hoogte te houden, en hare opbeurende woorden en onwankelbaar vertrouwen op een goeden uitslag schraagden den moed, die hem soms dreigde te begeven.
Een brief van Edwin veroorzaakte hem veel vreugde. De jonkman schreef dat Klara zich beter voelde en hij hoop had haar spoedig weer hersteld te zien.
Therèse nam een ongeveinsd aandeel in die vreugde, hetgeen Hugo aanleiding gaf om te zeggen, dat ingeval zij met elkander in betrekking kwamen, zij elkander weldra als twee zusters zouden liefhebben.
Een paar dagen later kwam Hugo op een ochtend haastig de kamer binnenstuiven.
‘Wensch mij geluk, mejuffrouw,’ riep hij vergenoegd, terwijl hij een brief openvouwde, ‘mijn oude en getrouwe vriend Schaffner meldt mij zooeven, dat hij voor mij de vertegenwoordiging van een goed huis in Augsburg, Neurenberg en Weenen bekomen heeft, dat de zaak zoo goed als beklonken is, doch dat hij het voor beter houdt, dat ik mij met die heeren persoonlijk bekend ga maken. Ik ben derhalve van plan Hamburg morgen vroeg te verlaten. Doch ik zie den heer Sternberg niet; is hij ziek?’
‘Hij voelde zich niet recht wel en is naar bed gegaan,’ antwoordde Therèse; ‘doch komt gij voor uw vertrek nog niet even hier aan? Ik ben overtuigd dat het hem leed zou doen u niet eerst nog gesproken te hebben.’
‘O! stellig kom ik van avond nog een bezoek brengen. Ik spoedde mij om u die goede tijding te komen mededeelen, zonder te bedenken, dat ik u voortdurend met mijne aangelegenheden kom lastig vallen,’ voegde hij er eenigszins spijtig bij, toen Therèse minder warmte om hem geluk te wenschen aan den dag legde, dan hij verwacht had.
Therèse wierp een snellen, verwonderden blik op den spreker.
‘Twijfelt gij aan onze of aan mijne belangstelling?’
Hugo bloosde over zijne spijtige bemerking.
‘In het geheel niet! Ik schaam mij over mijne onheuschheid. De waarheid is, dat ik zelf niet goed begrijp, hoe thans, nu ik aan de verwijdering van Hamburg denk, mijne opgeruimdheid geheel verdwenen is.’
‘Eene beleefde manier om te kennen te geven, dat ik tengevolge van mijne onverschilligheid de aanleiding ben van uwe slechte luim.’
‘Ik moet om vergeving smeeken,’ riep Hugo lachend, ‘naar het schijnt heb ik mijne zaak door mijne rechtvaardiging nog verergert.’
‘Welaan! ik wil mij laten verbidden, en ten bewijze van mijne opnieuw geschonken gunst zult gij mij tot aan de school vergezellen,’ riep Therèse schalks.
‘Met het levendigste genoegen begeleid ik u door geheel Hamburg, waarheen gij het ook moogt bevelen,’ sprak Hugo galant.
‘O! uw geduld zal niet verder dan tot aan het schoollokaal op de proef gesteld worden. Gij zult daardoor gelegenheid hebben, wel te verstaan als gij er lust in zoudt hebben, mij nog