Wereldtentoonstelling van Antwerpen.
Onderwijs.
II.
Aangaande het lager onderwijs vinden wij eene gansche verzameling documenten, ingezonden door het Belgisch Staatsbestuur: schoolreglementen, leerprograms, reglementen en verslagen van conferentiën, zoo voor onderwijzers als voor onderwijzeressen, verordeningen en statistieken over het sparen in de school, catalogen van schoolmuseums en schoolbibliotheken, verslagen over prijskampen van lagere- en adultenscholen, over schoolreizen, enz.
De officiëele lagere scholen hebben, evenals de gestichten van middelbaar onderwijs, gezamenlijk tentoongesteld. Men ziet erin, dat de middelen van aanschouwing bij 't onderwijs allengs meer worden uitgebreid; zelfs voor 't aanleeren der vrouwelijke handwerken is er eene schoone verzameling practische toestellen voorhanden. De kinderen zien er in 't groot hoe de mazen worden gevormd bij het breien, hoe de steken gelegd bij het naaien of bij het teekenen, enz.
In de werken der leerlingen bemerken wij dat de schriftelijke uitleg een al te groot overwicht krijgt. Dit is een noodzakelijk gevolg van de prijskampen, die sedert eenige jaren alleen schriftelijk gebeuren. Al wat er geleerd wordt, moet dus door de leerlingen schriftelijk kunnen uitgedrukt, door woordelijken uitleg op papier tot in de minste bijzonderheid omschreven worden. Zelfs het hoofdrekenen en het schrijven worden aldus schriftelijk behandeld.
Onzes dunkens leidt men het lager onderwijs aldus geheel van zijn doel af, en doet men den kinderen eenen kostelijken tijd nutteloos verliezen. Het is toch voldoende dat de kinderen der volksschool goed kunnen schrijven en vlug kunnen rekenen, zonder dat zij theoretisch elke letter verklaren en elke bewerking van 't koprekenen overschrijven kunnen. Zij zijn toch niet bestemd om later al wat zij kennen aan anderen te onderwijzen? Maar 't is nu eenmaal zoo: in ons land is de eene helft des volks altoos bezig met de andere helft te examineeren. En 't practisch nut wordt daarbij veel over 't hoofd gezien.
Gelukkig nog, dat er voor de meisjes geene openbare prijskampen bestaan; zij zouden misschien wel moeten schriftelijk uitleggen, hoe zij de breinaalden houden en den draad slingeren bij 't maken van den rechtschen steek, enz. Wij zien liever de voortbrengsels hunner handwerken, zooals de rijke verzameling in de tentoonstelling ze aanbiedt. Deze is heel merkwaardig en toont, dat men daarin toch nog op het practisch en nuttig gebied is gebleven.
Ook de gemeentelijke bewaarscholen en kindertuinen stelden gezamenlijk ten toon. Vele nette en voor die kleine handjes kunstig gemaakte werken zijn er uitgestald: jammer dat ze allen in glazen kassen zijn opgesloten en dus niet van nabij kunnen bezichtigd worden.
Voor zooveel wij kunnen oordeelen, zijn er nagenoeg al de giften van Froebel in vertegenwoordigd: papier vouwen, vlechten en uitknippen; werken met de latjes en de stokjes, met de teerlingen en de bouwsteenen, met de halve cirkels, ja, meetkundige vormen, gemaakt bij middel van stokjes en erwten en geboetseerde figuren uit potaarde vervaardigd. Ook het tuingerief tot het bewerken der hofjes is niet vergeten.
Dit alles door bekwame onderwijzeressen aangewend, is allerbest geschikt om de vermogens der kleinen harmonisch te ontwikkelen. Maar, zooals een zeer bevoegd schoolopziener zich dezer dagen uitdrukte, ‘er is in onze eeuw te veel streving naar ontwikkeling van lichaam en rede; het hart en het gevoel worden vergeten. Men wil in alles licht; maar het is dikwijls noorderlicht. Dit is heel schitterend en kleurrijk, maar het is koud en kan de natuur niet bezielen.’ - Dat blijkt maar al te wel uit hetgeen het lager officieel onderwijs tentoongesteld heeft. Alles schijnt berekend op de ontwikkeling van het verstand en 't verkrijgen van lichamelijke vaardigheid. Alles heeft droge wetenschap en stoffelijk nut ten doel.
Het is sterk te vreezen, dat, door het al te onzijdig en zuiver wetenschappelijk onderwijs, zelfs het gevoel der menschelijke waardigheid zal verloren gaan. Zoo zien wij in de lessen van natuurkunde den mensch behandeld als een dier, schier op gelijken rang gesteld met het paard en de koe. In een schrijfboek der oefenschool, bij de middelbare normaalschool voor onderwijzeressen te Brussel, vinden wij als opschrift eener les: Appareil digestif d'un vertébré supérieur (spijsverteringstuig van een hooger werveldier). En het werveldier, waarover gansch die les rolt, is de mensch. - In een ander schrijfboek derzelfde school draagt eene les tot opschrift:
Le règne de la raison (Het rijk der rede). Zou men met zulk onderwijs niet eerder naderen tot het rijk des vleesches, le règne de la bête?
Overdrevenheid is in alles nadeelig, zelfs in de beste zaken. In diezelfde oefenschool (waarschijnlijk als modelschool beschouwd) vinden wij bij de beginselen der aardrijkskunde de eenvoudigste begrippen aanschouwelijk voorgesteld; zelfs uitgaan en weer thuiskomen zijn afgebeeld met twee teekeningen. Als men meent zoo elk begrip door eene afbeelding te moeten voorstellen, hoe zullen de kinderen dan ooit tot hoogere denkbeelden geraken? Of, zou men den kleinen van jongs af tot in het diepst der ziel willen prenten, dat zij niets moeten gelooven dan hetgeen zij zien? - Maar dan moeten zij ook hun eigen vader en moeder verloochenen; want deze kennen zij alleen door de getuigenis van anderen.
De steden Antwerpen en Brussel hebben elk geheel hunne onderwijsinrichting afzonderlijk tentoongesteld. Antwerpen munt meer uit door zijne schoolmeubelen en leermiddelen, dan wel door de werken zijner leerlingen. Wat de werken betreft, geleverd door de kindertuinen, de lagere en middelbare scholen, deze zijn zoo al gelijk aan hetgeen wij van die scholen in de algemeente tentoonstelling zagen.
De beroepsschool voor juffrouwen heeft vooral pracht- en fantaziewerken uitgestald: kunstbloemen en porseleinschildering, heel net en fraai, maar weinig geschikt voor vrouwen uit de volksklas, voor welke de beroepsschool is ingericht; ook gelooven wij niet, dat zij daarmede in Antwerpen hun brood verdienen kunnen. Wel is waar zien wij er ook prachtige dameskleeren; maar daarbij liggen kaartjes, vermeldende, dat men zich voor den aankoop tot een voornaam magazijn der stad wenden moet. De leerlingen der stedelijke beroepsschool werken dus niet voor hun eigen, niet voor hunne ouders, maar voor een magazijn. Alles is dus in dit onderwijsgesticht erop berekend de meisjes bekwaam te maken om geld te verdienen met te werken voor rekening van anderen; zij blijven dus steeds in eenen ondergeschikten, afhankelijken toestand. Ware het niet beter de vrouw bekwaam te maken tot al wat in het huisgezin noodig is, haar in staat te stellen om zelve een geheel gezin of eene kleine handelszaak te bestieren?
Ook de nijverheidsschool voor jongens heeft uitgestald in de Antwerpsche afdeeling. Naast een aantal teekeningen door de leerlingen vervaardigd, zien wij er werken in hout, ijzer of steen uitgevoerd, waaronder merkwaardige gebindten en trappen. Benevens deze staan er ook schoone verzamelingen van teekenmodellen in plaaster of draadbeelden, alsook talrijke voorbeelden van steensnede en houtverbindingen voor schrijn- en timmerwerk.
De meubelen door de stad Antwerpen tentoongesteld, zijn op de hoogte van hetgeen in de laatste jaren voor de scholen uitgedacht en verbeterd is; ook aan leermiddelen, wij weten het, worden geene kosten gespaard. Maar wat vooral de aandacht boeit, zijn de prachtige landkaarten, op doek geschilderd door Flor. Van der Wee, die ook onze handelsbeurs versierde met aardrijkskundige kaarten in muurschildering, kaarten, welke door alle vreemdelingen bewonderd worden.
De afdeeling van onderwijs der stad Brussel is heel merkwaardig. De uitstallingen der verschillende leergestichten zijn in zoo goede orde geschikt, dat de eerste indruk, dien men daar, bij 't binnentreden, ontvangt, zeer gunstig is. Alles is in een groot vierkant, met twee ingangen recht over elkander, bijeengebracht, in welk vierkant elke school eene betrekkelijk kleine ruimte beslaat.
Al aanstonds treft u eene groote glazen kast, geheel opgevuld met allerlei werkjes der kleinen van de Froebelschool. Links daarvan is eene modelklas van kindertuin volledig ingericht; waarlijk eene modelklas onder alle opzichten, zoowel voor de meubels als voor de leer- en aanschouwingsmiddelen. Daarnaast treffen wij de werken aan eener gemeente-jongensschool. Hier zien wij iets nieuws, namelijk: verschillende voorwerpen in hout of ijzer vervaardigd, tot zelfs een volledig ijzeren raam voor een venster.
Zulke dingen laten uitvoeren hoort, volgens ons, niet tot de lagere school. Als men dit noodig oordeelt, waarom zich dan bij hout- en ijzerwerk bepalen? Waarom dan niet alle stielen in de school aangeleerd? - Maar dit is onmogelijk! hoor ik uitroepen. Juist daarom moest men er geen enkelen stiel onderwijzen: