de voortbrengsels van hunnen handel en hunne nijverheid heenzenden zouden, en die door vreemdelingen uit alle oorden zou bezocht worden, was maar een stap. Ook ligt de verdienste hier geenszins in de opvatting, zij ligt in de uitvoering. De inrichters der Wereldtentoonstelling hebben van eerst af hunne onderneming hoofdzakelijk beschouwd als eene handelszaak en die met zulken bewonderenswaardigen praktischen zin overwogen, berekend, aangevangen en met wijs beleid ten uitvoer gebracht, dat het dankbare Antwerpen hun met recht gezegd heeft: ‘Wij vergeten uwe namen niet.’ De Wereldtentoonstelling onzer stad was als eene zinnebeeldige voorstelling, eene verheerlijking van het soliede Huis van Antwerpen, eene Pracht-Beurs, waar het goud bij honderdduizenden in- en uitvloeide om evenals in de Handels-Beurs rijke winsten af te werpen. Antwerpen heeft om zoo te zeggen schier alleen het geheele kapitaal gestort voor de onderneming benoodigd, en die met eigene hulpmiddelen tot zulk schitterend einde geleid. Wat het ontzaggelijke Parijs met zijne twee millioen zielen in 1876 niet vermocht, heeft Antwerpen met zijne tweehonderd duizend inwoners tot stand gekregen: zijne Wereldtentoonstelling met eene merkelijke winst gesloten. En tot diegenen, welke de onberedeneerde opmerking maken, dat de Wereldtentoonstelling van Antwerpen onbeduidend was in vergelijking van de laatstgehoudene Wereldmarkt van Frankrijks' hoofdstad, zullen wij de vraag richten wat Antwerpen niet zou hebben kunnen ten uitvoer brengen met de 30 millioen franks déficit, die de Parijsche Tentoonstelling van 1876 gelaten heeft? Bescheidene pracht, met eer betaald, verdient meer bewonderd te worden, dan den wijdschten luister, uit dwaze geldverspilling geboren. Maar is de benijdenswaardige uitslag der eerste Wereldmarkt in ons vaderland voor een groot deel aan de schranderheid te danken, waarmede zij bestuurd werd, een veel
aanzienlijker deel in dit welgelukken behoort aan den degelijken en fieren geest der Antwerpsche bevolking. Begreep de beursman ter eener zijde dat alle staatkundige betwistingen buitengesloten moesten worden bij eene handelsonderneming van algemeen belang, het gevoel van eigenwaarde, den Sinjoor zoozeer eigen, gaf hier als van zelf de hooge verplichting van hoffelijkheid in, den vreemdeling geen getuige te maken van onze politieke verdeeldheid, evenals de trotsche ingenomenheid, die alle standen in Antwerpen voor de Tentoonstelling aan den dag legden, angstvallig alles vermijden deed, wat de vereerende onderneming zou hebben kunnen benadeelen.
Antwerpen boven! welde uit de borst van ons magistraat, dat met de andersdenkende landsoverheid broederlijk hand aan hand ging om het roemrijke werk te voltooien.
Antwerpen boven! weerklonk het in onze dagbladpers, die met eene onvolprezene belangloosheid, eenen onvermoeibaren ijver en eene bewonderenswaardige eensgezindheid gewrocht heeft om met hare machtige stem de Wereldtentoonstelling te dienen en te verheerlijken, en dat met terzijdestelling van alle persoonlijke veete, en eene stelselmatige onthouding van alle politieke besprekingen, die verbittering verwekken en eene eendracht breken mocht, zoo noodig tot bereiking van het betrachte doel.
Antwerpen boven! riepen allen onder den weldadigen invloed dier voorbeelden van hooger, en voor de eerste maal sinds ons heugt, leverde de Scheldestad zoolang het hartverblijdend schouwspel op eener bevolking, wier gemoed te zeer vervuld was met den roem en de grootheid harer geboortestad om nog plaats voor eenigen hartstocht van onedelen aard daarin te laten.
Dit tijdperk van vrede zal niet nalaten weldadige gevolgen te hebben voor het burgerlijke- en familieleven in onze geboortestad. Wel is de Wereldtentoonstelling thans afgeloopen en zal misschien - wat wij niet hopen - weldra geen spoor meer overblijven van den nijverheidstempel, die zes maanden lang onze trots en onze vreugde was, en toch zal van de plaats, waar hij eens oprees, een glans blijven opgaan, die niet alleen Antwerpen's naam in de oogen van den vreemdeling omstralen, maar ook nog lang eene mildere gemoedsstemming bij ons allen onderhouden zal. Niet zoo licht zal de weergalm verstorven zijn van den machtigen kreet, door duizenden hier als uit eene enkele borst aangeheven: Antwerpen alleen, Antwerpen boven!