van het menschelijk hart! bijna boos was over haren bedaarden, rustigen toon.
‘Morgen nacht,’ herhaalde Therèse; ‘in eenige dagen zult gij Londen, uw tweede vaderstad bereikt hebben, waar de plichten des zoons en des broeders, zoowel als dierbare vrienden u verbeiden.’
Hugo bloosde onwillekeurig; zou zij iets geraden hebben?
Hoewel Therèse's bemerking wel enkel op Hugo's verwanten doelen kon, dacht hij natuurlijk slechts aan miss Russel.
De liefde, hetzij oprecht of ingebeeld, is nu eenmaal zelfzuchtig, steeds met zich zelve bezig, en meent dat iedereen er belang in stelt.
De jongelieden zetten daarna geruimen tijd hun onderhoud voort, dat ernstiger was dan anders.
Toen het duister nagenoeg geheel gevallen was en de tijd naderde, waarop Hugo zich altijd verwijderde, ingeval hij niet rechtstreeks door den heer Fernberg uitgenoodigd was, zeide hij, door een onverklaarbaren aandrang gedreven, eensklaps: ‘Ik heb een dringend verzoek aan u, mejuffrouw Fernberg.’
‘Laat eens hooren!’
‘Gij herinnert u, dat gij zoo goed waart een eenvoudig Engelsch lied: “Home, sweet home” van mij aan te nemen, en dat, hoewel zoo eenvoudig, zoo alledaagsch, toch voor mij eene buitengewone aantrekkelijkheid bezit, misschien wel daarom dewijl ik sinds vele jaren geen recht te huis meer gehad heb, geen mensch, wien ik met mijne geheele ziel aanhangen kon. Mijn verzoek is nu het voor mij te spelen en te zingen.’
Therèse lachte. ‘Ik houd zelve veel van dat lied,’ hernam zij, ‘en zal het derhalve met het grootste genoegen, heden, als uw afscheidslied aan Duitschland zingen.’
En weinige minuten later zat zij voor de piano, in de aan Hugo zoo welbekende kamer, omgeven door bloemen, welke de lucht met hunne geuren vervulden. Het heldere gaslicht wierp zijn glinsterend schijnsel op de geelzijden gordijnen, op de fraaie, elegante meubelen, op kleine, kostbare porseleinen beeldjes, op schilderijen en op die tallooze kleine snuisterijen, welke de groote liefde eens vaders voor zijne lievelinge had opeengehoopt. En hier stond Hugo naast het aanminnige jonge meisje, wier vingers droomerig de toetsen beroerden en die thans, zich op de piano begeleidende, met welluidende, wonderbaar zoete, tot het hart doordringende stem de eenvoudige melodie van het ‘Home, sweet home’ zong. Het gelaat der zangeres had, geroerd door de droefgeestige, bijkans klagende tonen der muziek, een waas van treurigheid aangenomen, en als Hugo op dit zoo uitdrukkingsvolle sprekende gelaat blikte, prentte het zich met onuitwischbare trekken in zijn geheugen.
‘Ik had nooit gedacht, dat het mogelijk was met zulk eene zielsvolle uitdrukking te zingen als gij gedaan hebt,’ sprak Hugo, toen zij geëindigd had en hare vingers werktuigelijk nog eenige zachte accoorden aansloegen.
Een oogenblik, een kort oogenblik rustten hare oogen met eene zeldzame uitdrukking op hem; daarop zeide zij schertsend: ‘Gij zijt hartstochtelijk en te veel met dit lied ingenomen.’
‘Neen, dat is niet het geval, mejuffrouw Therèse,’ verzekerde Hugo; ‘zoo dikwijls ik dit lied heb hooren zingen, heeft het nooit zulk een diepen indruk op mijn gemoed gemaakt als heden en wanneer ik reeds lang Hamburg zal verlaten hebben en wellicht door u vergeten ben, zal mij nog altijd de zoete klank van uwe stem in de ooren klinken.’
De wangen van het meisje gloeiden als zij met gebogen hoofd en zachte stem zeide: ‘Ons leven hier is niet zoo bewogen als het uwe in Engeland, naar hetwelk gij met zulk eene groote vreugde wederkeert. Wees verzekerd, dat ik uwer gedenken zal.’
WERELDTENTOONSTELLING VAN ANTWERPEN.
De verzameling opgevulde dieren der Heeren F. en V. Claes
Het gesprek werd door de verschijning der tante onderbroken, die met leedwezen van zijn ophanden vertrek hoorde.
Hugo, dien een hem tot dusverre onbekend gevoel vervulde, was onrustig. Was hij werkelijk blijde Duitschland te kunnen verlaten? Hij wist het zelf niet. Toebereidselen tot de reis voorwendende, stond hij na eene wijl op en nam afscheid.
De dames deden hem uitgeleide tot onder de portiek der villa. Nadat hij de tante vaarwel gezegd had, wende hij zich tot Therèse, wier hand hij vatte. ‘Mejuffrouw Therèse,’ sprak hij met ontroerde stem, ‘gij zijt voor mij tijdens mijn kort verblijf alhier eene voorkomende, inschikkelijke, ja, gij zult mij vergeven als ik mij veroorloof te zeggen, eene hartelijke vriendin geweest. Ontvang daarvoor mijn innigen dank en wees verzekerd, dat ik met de oprechtste wenschen voor uw welzijn van u scheid.’
Het gelaat van het jonge meisje was in de schaduw. Hugo zag slechts hare glinsterende oogen, voelde den vasten, innigen druk harer hand en terwijl de dames in huis gingen, scheen de avondwind hem zacht de woorden: ‘Vaarwel, tot wederziens!’ toe te voeren.
Zuchtende, onbewust waarom, ging hij de treden af en den voorhof door, met het zoete, zich herhalende lispelen van het vaarwel in zijn hart.
En nadat hij den volgenden morgen een hartelijk afscheid van den heer Fernberg op het kantoor genomen had ging hij aan boord van het stoomschip, dat hem naar Londen voerde.