slechts twee maaltijden daags en stelt zich soms, als het een of ander verschijnsel van indigestie hem waarschuwt, met een enkel maal tevreden.
Bij zijne pogingen om zich moedwillig eene verkoudheid op den hals te halen, deed hij dingen, die een gewoon mensch eene rilling op het lijf jagen. In lage schoenen liep hij door dik en dun, zoodat zijne kousen en schoenen doornat waren, bleef dan in dien toestand een paar uren zitten en ging naar bed zonder de voeten te warmen. Bij het naderen van den Winter deed hij juist het omgekeerde van wat een gewoon mensch in die omstandigheden pleegt te doen: hij liet namelijk zijne onderkleeren uit en liep zonder overjas over straat. Hij sliep in den tocht, die hem rechtstreeks op het hoofd en de schouders viel, bleef voor het naar bed gaan een kwartier lang ongekleed in de koude, vochtige herfstnachtlucht zitten en droeg den eenen nacht, als hij onder een veeren dekbed kroop, een warm flanel, terwijl hij den volgenden nacht zoo dun mogelijk gekleed onder een licht deksel ging liggen. Dan weer bleef hij 's morgens een uur lang ongekleed aan de schrijftafel zitten, om vervolgens kleeren aan te trekken, die den geheelen nacht in den regen gehangen hadden.
Deze waaghalzige proefnemingen wisselde hij tot in het oneindige af en gaf zich alzoo heel wat meer moeite om eene verkoudheid op te loopen, dan menig mensch zou aanwenden om er van af te komen; doch hij behaalde er geen ander resultaat mede dan dat hij beurtelings koud en warm werd; verkond werd hij niet.
Hetzelfde opmerkelijk verschijnsel heeft men waargenomen bij menschen, die door een ongelukkig toeval aan nog erger dingen dan onze zonderlinge dokter blootstonden, bij voorbeeld bij schipbreukelingen, die in den Winter of in halfbevroren streken, na eenige uren op zee rondgezwalkt te hebben, op het koude strand geworpen werden, zonder dat zij daarbij eene verkoudheid opdeden. Waarschijnlijk heeft men dit hieraan toe te schrijven, dat de vooraf uitgestane honger en koude het slachtoffer reeds tegen het kouvatten gehard hebben, en wanneer de verduurde ellende de maat van hetgeen een mensch verdragen kan niet ten eenen male te boven gaat, doet zich in zulke gevallen dan ook geene bepaalde verkoudheid voor.
Ten einde de proef op de som te zetten keerde Page ook een tijd lang tot zijnen vroegeren levensregel en tot een overvloedig gebruik van visch, vleesch, gevogelte met de daarbij gebruikelijke sterke kruiden, pasteien, puddings, vette sauzen, koffie enz. terug, en nu kostte het hem volstrekt geene moeite om door en door verkouden te worden, en naar gelang zijner gastronomische buitensporigheden moest hij zich ook een korter of langer tijd voor de invloeden van het weer ‘in acht nemen,’ zich warm kleeden, de voeten warm en droog houden enz.
Deze waarnemingen en ervaringen schijnen te bewijzen, dat juist diegenen, welke zich bijzonder zorgvuldig en angstvallig inbakeren, het meest aan kouvatten blootstaan, en het is dan ook eene herhaaldelijk bewezen waarheid, dat hoe minder men zich aan overtollige kleeding gewent en hoe meer men zich tegen de koude hardt, hoe meer men ook in zekeren zin tot de poolstreken nadert, waar de indigestiekoorts onbekend is. Velen zullen zich al eens verwonderd hebben afgevraagd: ‘Hoe komt het toch dat ik zoo dikwijls kou vat, juist als ik mijn winterondergoed aantrek?’ Het antwoord daarop is in het bovenstaande vervat; zoowel het feit zelf als het beginsel, waarop het berust, is gemakkelijk te begrijpen.
Gedurende verscheidene Winters nu draagt Page geene onderflanels meer, sedert hij die als remedie tegen eene verkoudheid in den winter van '81 op '82 aflegde. De verdere behandeling bestond in flink wrijven met eene natte spons, verder in een luchtbad met wrijven gedurende vijftien minuten in eene koude kamer, eene strenge onthouding van elke spijs, ondanks het oproerig gemor der hongerige maag, gedurende den ganschen dag, en eindelijk flinke wandelingen in de buitenlucht. Reeds den volgenden nacht waren alle koortsachtige verschijnselen verdwenen, de beklemde longen weer vrij, nauwelijks slechts een beetje heeschheid overgebleven, in één woord de volkomen genezing in aantocht. Wij zouden intusschen niemand - tenzij hij zelf dokter mocht zijn - aanraden op eigen hand zijn lichaam aan eene dergelijke Spartaansche kuur te wagen.
(Slot volgt.)