Wijsgeerige zedespreuken.
‘Het was mijne gewoonte,’ aldus verhaalt een Perzisch schrijver, ‘van mijne eerste jeugd af vroegtijdig op te staan, te waken, te bidden en den Koran te lezen. Op zekeren nacht, dat ik hiermede bezig was, ontwaakte mijn vader en bezocht mij. ‘Zie,’ sprak ik tot hem, ‘terwijl uwe andere kinderen in goddeloozen slaap verzonken zijn, ben ik wakende en verheerlijk God.’ ‘Zoon mijner wenschen,’ zeide hij, ‘het is beter te slapen, dan te waken, om de gebreken uwer broederen op te merken.’
***
Hoe dikwerf droomt de mensch van een toekomstig geluk en verslaapt daarom het bestaande.
***
O! hadden wij elke zonde, waartoe wij ons zelven of anderen ons verleiden, eenigen tijd vroeger door een schurk, dien wij diep verachten, zien begaan.