Over de gymnastiek.
(Vervolg.)
Tweede klasse.
Het zwemmen of de zwemkunst, de kunst om te werpen, te klimmen en het evenwicht te bewaren.
Bij de Grieken en Romeinen was de zwemkunst een verplicht deel van de lichamelijke opvoeding. Men kan zich een denkbeeld vormen van het gewicht, dat zij aan de zwemkunst toeschreven, wanneer men het gezegde in aanmerking neemt, dat zeer vernederend was voor den persoon, op wien het werd toegepast: hij kan lezen noch zwemmen. De Galliërs en Franken hadden den naam, dat zij goed konden zwemmen, en mocht die kunst langen tijd in vergetelheid zijn geraakt, tegenwoordig ziet men dat ze weder vereerd wordt.
Het koude bad is, volgens de meening van alle natuuronderzoekers, een uitmuntend middel om de gezondheid te versterken en het lichaam krachtig te maken; wij kunnen personen met een zwak gestel niet genoeg aanraden, om regelmatig telken jare koude rivier- of zeebaden te nemen; zij zullen er zeer goede vruchten van plukken.
De zwemkunst heeft niet die moeielijkheden die men haar toeschrijft, men behoeft eenvoudig alle vrees te verbannen, en met vertrouwen de zwembewegingen uit te voeren, die wij nu zullen beschrijven.
Na de huid vooraf gewreven te hebben, maakt men het hoofd en de borst even nat, om koudevatting te voorkomen; vervolgens gaat men tot het midden in het water; dan buigt men het lichaam naar voren, met het hoofd eenigszins naar achteren gestrekt; de armen en beenen worden uitgespreid, en onmiddellijk daarna worden de armen weder naar de borst gekeerd, terwijl men ze een halven cirkel over het water doet beschrijven. De knieën moeten gebogen en de voeten bij elkander gebracht worden, om ze op nieuw, en beurtelings, van elkander te verwijderen; de bewegingen der beenen moeten met die der handen gelijktijdig plaats hebben. Om zonder vermoeidheid goed te kunnen zwemmen, moet men op de volgende bewegingen letten:
1o. | De beide handen worden op de borst, de vingers van iedere hand met hunne buitenste vlakten tegen elkander geplaatst, zoodat ze een scherpen hoek vormen. |
2o. | De knieën moeten gebogen en de hielen bij elkander gehouden worden. |
De beenen worden nu krachtig naar achteren geworpen, terwijl men ze uitspreidt, en te gelijker tijd beweegt men de samengevoegde handen naar voren, om het water, even als de steven van een schip doet, te snijden. Men moet de handen niet eerder van elkander verwijderen, dan op het oogenblik, waarop de aanstoot, door de beenen gegeven, geen schot meer geeft; dan beweegt men ze langzamerhand, om ze door het beschrijven van een halven cirkel weder naar de borst te voeren, ter zelfder tijd buigt men de knieën, en de hielen komen weder bij elkander. Op nieuw werpt men de beenen naar achteren en de handen naar voren, en altijd zoo door.
Hij, die met vertrouwen en zonder vrees voor het water die bewegingen uitvoerde, zou bij de eerste proef goed zwemmen.
De zwemkunst bevat verschillende wijzen om zich op de oppervlakte van het water in evenwicht te houden, de golven der rivier of de baren der zee te doorklieven, in eene rechte of schuinsche richting vooruit te gaan, zich op den rug omkeeren en in die houding te zwemmen, met iedere beweging ophouden, waardoor verschillende, technische zwemtermen zijn ontstaan.
De kunst van duiken vereischt een grooten voorraad lucht in de longen. Als de voorraad bijeen verzameld is, richt men zich op de voeten op, steunt de kin op de borst, spant het geheele lichaam en men springt in het water, met het hoofd vooruit, de armen naar voren gestrekt en de handen bij elkander, om den vloed te kunnen doorklieven en het hoofd te beschermen. Op den boden gekomen, maakt men wipbewegingen, trapt krachtig den bodem of het water en dan kan men gemakkelijk weder op de oppervlakte komen.
De Grieken en Romeinen, die veel verder in de kunst der gymnastiek waren dan wij, bezaten ruime vergaderbakken met lauw-warm water, waarin zij zich in het winterjaargetijde aan zwemoefeningen konden wijden.
Zij konden de zwemkunst beoefenen, hetzij als gezondheids-, hetzij als geneesmiddel.
Heden ten dage zijn er in de groote steden uitmuntende zwemdokken om eene kunst aan te leeren, die de hulpmiddelen aan de hand doet, om zijn eigen leven of dat van een ander van den dood in de golven te redden, welke ongetwijfeld hem zou treffen, die niet kan zwemmen.
Het werpen. De kunst om uit de hand een steen, kogel, bal, werpschijf enz. te werpen, is eene aangename tijdkorting, waarmede de jeugd zich gewoonlijk bezig houdt. Het kaatsen, kegelen, bal- en slingerspel enz. ontwikkelen de spieren van de armen, borst en schouders en geven het oog een juisten blik.
Het klimmen. Deze oefening doet de spierer werkzaam zijn; zij leert ons het evenwicht te bewaren en kan ons in verschillende omstandigheden aan gevaren onttrekken. De kunst om te klimmen omvat verschillende oefeningen:
1o. | Zich met de armen en handen vastklampen. |
2o. | Dezelfde oefening met de beenen en voeten. |
3o. | In den mast klimmen. |
4o. | Eene ladder alleen met de handen beklimmen. |
| Deze werkzaamheid vereischt groote spierkracht van de armen en schouders. |
5o. | Eene touwladder beklimmen, hetzelfde doen langs eene touw met knoopen. |
Het evenwicht. Eerst moet men zich oefenen om zich op één been in evenwicht te houden; vervolgens leert men op vierkante balken te loopen en dan gaat men tot de oefening op den ronden balk over, waarop men van het eene einde tot het andere moet loopen, zonder er ter zijde af te vallen.
De driehoek, het trapezium, de portiek. De oefeningen op het trapezium en de portiek maken een belangrijk deel der gymnastiek uit. Door middel van die werktuigen leeren de kinderen en jonge lieden hun lichaam naar alle richtingen bewegen, nu eens met behulp der armen, dan eens met behulp der beenen. Door de verscheidenheid der bewegingen, die met die werktuigen kunnen worden uitgevoerd, zijn ze zeer geëigend om vlugheid, buigzaamheid en spierkracht te ontwikkelen.