Zelfverbranding van den mensch.
Een gevolg van de algemeene alcoholisatie van het celweefsel, een der zeldzaamste wijzen van sterven, wier oorzaak langen tijd onbekend bleef en welke dikwijls aanleiding tot het vermoeden van moord gaf, is de zelfontsteking en zelfverbranding van het menschelijke lichaam, De wijze van sterven is gelijk bij alle menschen, die misbruik van spiritualiën gemaakt hebben en wier weefsel geheel met alcohol bezwangerd is. Physiologische en geneeskundige waarnemingen stemmen daarin overeen, dat zij de opslurping van alcohol door de verschillende organen des lichaams, maar vooral door het vetweefsel, bevestigen. Het vet, dat geheel uit koolstof en waterstof bestaat, is bij de jeneveren brandewijndrinkers vloeibaar en in een hoogen graad van alcohol doortrokken. Ook het bloed bevat meer kool, en de uitademing der longen, de uitwaseming van de huid, de gassen van het spijsverteringskanaal, kortom, alle uitstroomingen des lichaams, zijn bezwangerd met een alcoholachtigen reuk. Bij zulke menschen is de vlam van eene kaars, menigmaal eene vonk, voldoende, om plotseling dat deel van het lichaam in brand te steken, 't welk door de vlam is aangeraakt.
De verschijnselen zijn de volgende. Is een deel des lichaams in brand ontstoken, dan verspreidt zich de vlam en grijpt de naastbijgelegen deelen aan, met des te grootere snelheid, naarmate de huid vochtiger is. Deze vochtigheid, welke gealcoholiseerd is, is op zich zelve zeer ontvlambaar. Binnen korten tijd grijpt de vlam het geheele lichaam aan, en zij gelijkt, wat de kleur betreft, geheel op de vlam van alcohol. Het is gewoonlijk gedurende den slaap of een toestand van slaapzucht, dat soortgelijke gevallen plaats hebben en de mensch spoedig in onmacht neêrzijgt. Van het blauwachtige en vluchtige, dat zij in den beginne heeft, gaat de vlam spoedig tot het vastere, krachtigere en witachtige over. De opgevulde en hevig geprikkelde klieren scheiden in overvloed een olieachtig vocht af; de huid barst, het vet van het celweefsel levert nieuw voedsel voor den brand, die het geheele lichaam aangrijpt en binnen weinige uren verteert.
Dit zijn de physiologische verschijnsels bij menschelijke zelfontbranding in hare ontwikkeling, haren gang en haar verloop. Eene omstandigheid, die aan de waarneming ontsnapt is, en die wij hier als eene zeer merkwaardige aanhalen, is deze, dat de verbranding altijd van buiten, en nooit van binnen begint. De dikke alcoholische stoffen bereiken de oppervlakte des lichaams en ontbranden; andere stoffen van denzelfden aard om die te vervangen welke reeds verbrand zijn, verschijnen, en zoo gaat het voort tot het lichaam geheel verbrand is.
Daar wij de verschijnselen van zelfontbranding bij den mensch hebben meêgedeeld, willen wij ook een paar voorbeelden aanhalen, ten einde den lezer deze ramp zoo duidelijk mogelijk voor oogen te stellen.
De gevallen van zelfontbranding zijn zeer zeldzaam; maar desniettemin hebben de geneesheeren enkele gevallen geboekstaafd, en de statistiek zou nog rijker zijn, als men alle gevallen kon verzamelen, die onbekend zijn gebleven, vooral die gevallen, welke de tallooze klassen der groote steden betreffen, waar zoo vele dronkaards van beiderlei geslacht leven, die opgevuld zijn met sterken drank.
Men leest in het Journal de Médecine, deel 59, pag. 440, het volgende:
Maria Jauffert, eene schoenmakers-weduwe en eene dikke vrouw, 50 jaren oud, die zich langen tijd aan 't misbruik van sterken drank overgegeven had, eindigde hare dagen door zelfontbranding. De geneesheer, door 't gerecht uitgenoodigd, om de oorzaak van haren dood te onderzoeken, leverde het volgende rapport in: ‘Van het overschot van Maria Jauffert, vond ik een hoop asch en enkele verkoolde beenderen, slechts eene hand en een voet waren aan de werking van 't vuur ontsnapt, insge-