En dat die goede indruk bij het bezoek der talrijke, uitgestrekte en met ontelbare uitstallingen opgepropte zalen, volkomen bevestigd wordt, is thans eene alomgekende en onloochenbare waarheid.
De Antwerpsche Wereldtentoonstelling mag op een schitterend welgelukken bogen, en hare ontwerpers, die met rechtmatige fierheid vervuld zijn over dit welslagen, hebben niet alleen de erkentelijkheid hunner medeburgers, maar den dank aller Belgen verdiend.
Naast het uitvoerend komiteit, met zijnen ijverigen voorzitter Victor Lynen, hebben staats- en stadsbestuur, alsmede de drukpers, hunnen plicht begrepen en door hunne machtige ondersteuning aanspraak gemaakt op aller lof.
De nationale spreuk: ‘Eendracht maakt macht!’ is misschien nooit in Antwerpen zoo volkomen en voor zulk grootsch doelwit bewerkstelligd als in het huidige geval. Met eene bewonderenswaardige eensgezindheid zijn alle partijtwisten en persoonlijke veeten ter zijde gesteld en hebben al de bewoners der Scheldevesting broederlijk de handen ineengeslagen om het jaar 1885 tot een gulden tijdstip te maken in de geschiedenis hunner geliefde stede.
***
Het aantal vreemdelingen van allen stand, dat onafgebroken te Antwerpen aankomt, is schier onberekenbaar. Onder de vorstelijke personen, die tot nu toe de Wereldtentoonstelling met hun bezoek vereerden, werden de aartshertog Rudolf en zijne gemalin Stefania, wier schoone portretten op onze eerste bladzijde prijken, door de Antwerpsche bevolking met bijzondere toegenegenheid onthaald. Een frisch en jeugdig paar, zelfs al is het geen vorstelijk, neemt altoos voor zich in. Het grenst immers nog zoo dicht aan de jaren der onschuld en heeft doorgaans geen verleden, dat iemands verbittering verwekt. Alles is voor zulk tweetal nog toekomst en hoop en gaarne wenscht een goed hart hun een heilrijken levensloop. En als het Gode behaagt zal de loopbaan van den Oostenrijkschen erfprins schitterend zijn, want ofschoon nauwelijks de mannenjaren ingetreden, vertoont hij al de hoedanigheden die een goed, krachtig en verstandig vorst kenmerken. Prins Rudolf is daarenboven een voor zijnen ouderdom zeer geleerd man: hij spreekt buiten de vele talen van het gebied, dat hij eens zal moeten beheerschen, verscheidene andere Europeesche talen en werkt op dit oogenblik aan eene uitgebreide geschiedenis van Oostenrijk, die door aartshertogin Stefania met onderscheidene penteekeningen zal geïllustreerd worden. Ook zijn vroegere letterkundige arbeid had reeds derwijze de aandacht gaande gemaakt en waardeering verwekt, dat de Leuvensche Hoogeschool in hare jongste verkiezingszitting aan den prinselijken schrijver den doctorstitel uitvaardigde. Wat zijne jeugdige gemalin betreft, die schier als kind haar vaderland verlaten heeft, alles duidt tot nu toe in haar aan, dat zij het krachtige karakter en de deugden harer moeder bezit en eens waardig den troon der beminde Maria-Theresia bekleeden zal.
***
Wij spraken hooger van den hof der Tentoonstelling. Hetgeen die plaats vooral aantrekkelijk maakt, zijn niet alleen de frissche grasperken, de klaterende fonteinen, de heerlijke beelden en bloembedden, de menigvuldige belangrijke uitstallingen, maar tevens de sierlijke gebouwen van allen aard en trant, die allerwege voor het oog oprijzen. Een dezer, de Antwerpsche Bondsbakkerij, draagt bijzonderlijk een eigenaardigen stempel, niet enkel in zijnen schilderachtigen Vlaamschen bouwtrant maar in gansch zijne inrichting. Flinke bakkers, in kraakzuivere witte kleeding, zijn van den vroegen morgen tot den laten avond onverpoosd aan den gang in de ruime bakkerij, die het gansche linkerdeel van het gebouw beslaat. In de tegenwoordigheid van een gedurig afwisselend en altijd talrijk publiek, bereiden zij met de meestverbeterde gereedschappen en in de volmaaktste ovens Antwerpsche lekkernijen, zoo geurig dat de weerbarstigste appetijt er door opgewekt wordt. Geen wonder dus, dat men zich bij het verlaten der bakkerij in den winkel, rechts van het gebouw, voortdurend aan den toog verdringt om zich op een paar dier smakelijke krakelingen of koeken te vergasten. De onderneming van den Antwerpschen bakkersbond, waartoe meest al de voornaamste leden van dit ambacht behooren, is voorzeker een der bestgelukte van gansch de Tentoonstelling. Geen gering deel van dien bijval komt toe aan den onvermoeiden voorzitter van den Bond, den heer Karel de Smecht, wiens vakkennissen en doorzicht op het Congres, onlangs te Antwerpen over de belangen van het ambacht gehouden, inzonderheid gebleken zijn. Wij eindigen ons artikel met den eenigszins overbodigen wensch dat geen vreemdeling moge nalaten een bezoek te brengen aan de nette Antwerpsche Bondsbakkerij, van welke wij voor ons tijdschrift eene getrouwe afbeelding als eene blijvende herinnering hebben doen vervaardigen.