Ondeugden en misdaden bij de dieren.
Niet alleen de gave der onderlinge mededeeling en de vatbaarheid van zich te ontwikkelen maken de dieren gelijkvormig aan de menschen - helaas! ook hunne ondeugden en misdaden.
Hunne ondeugd is eene verwijdering van den weg der natuur, en hunne misdaad een op zich zelf staand verzet tegen de wetten der natuur - omdat de dieren geene maatschappelijke wetten schijnen te bezitten. Maar zoowel ondeugd als misdaad heeft overleg en wil tot grondslag.
Daar er geene natuurmenschen zijn, heeft men vaak het dier, enkel door zijn instinkt geleid, voorgesteld als het juist en doelmatig handelend schepsel - en er zijn inderdaad gevallen, waarin de mensch een voorbeeld mag nemen aan de dieren. Het is evenwel onbetwistbaar, dat men ook ouder de dieren huichelaars, lichtzinnigen en moordenaars opmerkt.
Mijn hond is een huichelaar; hij kruipt weg en verschuilt zich, wanneer ik mijne studeerkamer verlaat en er hem uit verwijderen wil. Maar nauwelijks ben ik heengegaan en heb de deur achter mij gesloten, of onze vriend zoekt een gemakkelijk plaatsje op het zachte kussen van mijn armstoel. Wanneer ik vijf minuten later terug kom, dan verlaat hij bij mijne nadering den armstoel, en verschuilt zich weer in zijn hoekje, waar hij zich voordoet alsof hij slaapt - maar de haren, die ik op het kussen vind, verraden zijn huichelachtig bedrijf. Hij leidt zijn meester om den tuin onder den schijn van gehoorzaamheid - is het onder de menschen anders?
Ook zijn er moordenaars onder de dieren. Niet hen bestempel ik met dien naam, die andere dieren dooden om zich te voeden, want ook den slager en den jager noem ik geene moordenaars - maar de zoodanigen die hunne eigene jongen om het leven brengen, zooals de katten, konijnen enz. Het mannetje is in den regel de moordenaar, en dit is het gevolg van zijne zedeloosheid. Hij vervolgt het wijfje, en dat wil niets van hem weten, zoo lang zij jongen zoogt - een gedrag, waarvoor onze katjes inderdaad lof verdienen. Maar het woeste mannetje gloeit van toorn jegens de onschuldige oorzaken van de afkeerigheid der moeder en bijt de jongen - zijne eigene kinderen - dood. Na een plichtmatig klaaggeschrei dat eenige uren aanhoudt, vergeet de moeder, die thans met eene dergelijke lichtzinnigheid is besmet, haren rouw en tevens hare afkeerigheid van den moordenaar van haar kroost.
Wie zou het niet betreuren, die de dieren evenzeer als de menschen ziet misdoen, dat men hierbij niet enkel aan eenen blinden natuurdrift, maar wel degelijk aan een zeker overleg, aan een zekeren wil moet denken! Maar het dier der beschaafde wereld is reeds aanmerkelijk afgeweken van zijn natuurlijken toestand.
Alle dieren, die in aanraking kwamen met de menschen, hebben den invloed der beschaving ondervonden - zij zijn anders dan in den beginne.
Onze dieren staan tot die der onbewoonde streken in dezelfde betrekking als de stadbewoners tot de landlieden, die bij het bezoeken van groote plaatsen zoo ligt eene prooi worden van bedriegers en zakkerollers. Het dier der beschaving heeft sommige onderscheidingen opgedaan en is hierdoor anders geworden - dat het er beter door geworden is, kunnen wij niet altoos verzekeren. Want uit die ondervindingen vloeien ook behoeften, hartstochten en driften voort, die de teedere aandoeningen der natuur vernietigen en alzoo aanleiding geven tot de ondeugden en misdaden. Doch dit zou onmogelijk wezen, zoo het dier niets anders was dan een blind werktuig, dat door het instinkt, als een onweerstaanbare beweegkracht, werd voortgestuwd.
Wij gelooven, dat eene ongepaste trotschheid zelfs wetenschappelijke mannen dikwijls vervoerd heeft om de kloof tusschen menschen en dieren veel grooter te maken dan zij in vele opzichten werkelijk is. Zij hebben vaak uitsluitend aan de menschen toegekend, wat evenzeer bij de dieren, al is het ook in veel geringere mate, gevonden wordt.