Het kweeken van kamerbloemen.
De meeste menschen, en vooral in de steden, waar men zoo weinig genot heeft van de schoone natuur, kweeken bloemen in hunne kamers, soms met goeden uitslag, maar vaak ook met weinig gevolg. De oorzaak van het laatste is, dat de bloemen de behandeling niet ondergaan, die zij voor hunnen groei en bloei behoeven.
Bloemen behoeven over 't algemeen goed voedsel, reinheid en zuivere lucht. Wie dus gaarne oog en hart door het beschouwen van frissche, welig tierende bloemen wil verkwikken, dient er op te letten, dat zijne bloemen goede aarde, behoorlijk zonlicht, warmte, geschikt water, eene niet veel stofferige ruimte en frissche lucht hebben. Goede, dat is vette, fijn verdeelde aarde, bekomt men op onderscheidene wijzen. Ik bevind mij zeer goed bij bladaarde, die men o.a. van afgevallen boombladeren kan verkrijgen, als men ze in den Herfst verzamelt en bij laagjes, afgewisseld met een weinig goede tuinaarde en meststoffen ophoopt; laat men ze zoo den Winter overliggen, dan heeft men in 't voorjaar zeer geschikte teelaarde, ook voor kamerplanten. Wil men ze nog verbeteren en inzonderheid voor plantjes met teedere wortels geschikt maken, dan kan men ze door eene zeef doen. Daardoor wordt ze zeer fijn verdeeld en zal ze uitmuntende diensten bewijzen, als men daarin bloemzaden zaait. Heeft men geene zeef, dan neme men iets anders daarvoor in de plaats, bijv. een mandje of iets dergelijks. 't Is niet zonder belang, dat de aarde in de bloempotten zoo fijn mogelijk verdeeld is.
Behoorlijk zonlicht beminnen de bloemen insgelijks. De bloempotten dienen dus onmiddellijk voor de glasruiten te staan en niet achter gordijnen, zooals dat vaak gebeurt. Wordt het zonlicht te sterk, dan dienen de bloemen daartegen beschermd te worden. Vooral in Juli en in de zomermaanden zijn de zonnestralen dikwijls zoo fel, dat de teedere spruitjes daardoor verschroeien. 't Is dus van belang daarop te letten en de bloemen van 's morgens 10 à 11 tot 's namiddags 2 à 3 uur op eene beschaduwde plaats te houden. De morgenen avondzon bevalt des Zomers de bloemen het best. Warmte is eene eerste levensbehoefte der bloemen, maar in te groote mate is zij hun niet welkom.
Kan men de bloemen geen zonnewarmte genoeg geven, dan geve men hun gepaste kunstwarmte.
't Spreekt van zelf, dat ze 's Winters niet voor de glazen, maar op eene andere geschikte plaats dienen te staan. Vriest het zoo fel, dat de thermometer (Celsius) 7 of meer graden koude aanwijst, dan zende men ze voor 8 of 14 dagen in den kelder, tenzij men eene vorstvrije kamer bezit. Zoo ras mogelijk worden ze weer uit den kelder gehaald.
Heeft men eene andere bloem, die men in 't voorjaar wat vlugger wil doen groeien, dan plaatse men haar op eene vuurstoof voor 't venster en verwarme haar, een- of driemaal daags, terwijl men hierbij zorgt, dat de aarde onder in den pot niet te droog wordt, want daardoor zou ze verkwijnen. Houdt men dat verwarmen van onderen een veertien dagen vol, dan zal men daarvan soms verrassende uitkomsten zien. Ook door het begieten der kamerplanten met lauw water bevordert men hunnen groei zeer. Eene waterwarmte, die den ingedoopten vinger aangenaam lauw warm aandoet, bekomt de planten het best. Door dit bestendig begieten met warm water gedijen vele tropische planten uitmuntend. Zoo kan men eene Camellia, die reeds met kleurende knoppen prijkt, door regelmatige begieting met warm water, in 4 à 5 dagen in bloei hebben. Verplaatst men echter zulk eene bloem in eene veel warmere ruimte, dan zouden de knoppen afvallen.
Geschikt water is mede eene vereischte om bloemen welig te doen tieren. Men neme dus liefst geen put-, maar zuiver water uit een diep of ander loopend water, hoe zuiverder des te beter. Hard water, dat veel kalk bevat, is schadelijk voor heidegewassen, azalea's, camellia's en vele andere planten; maar fuchsia's, geraniums, palmen enz., kunnen er wel tegen, indien er niet te veel kalk in opgelost is. Kan men geen ander dan hard water krijgen, zoo neme men het gekookt en late het eenige dagen staan. Roert men in een emmer hard putwater een lepel vol potzand, zoo wordt het ook beter. Water, waarin versch vleesch gewasschen is, wordt voor bloemen terecht aangeprezen.
Gelijk boven gezegd is, bekomt lauw water de bloemen 't best. Nimmer gebruike men water, dat kouder is dan de lucht van 't vertrek, waarin de bloemen staan; 't zou de planten doen kwijnen, vooral als de lucht, die de bloemen omringt, in de bloempotten veel warmer is. Snelle overgang van warmte in koude maakt de bloemgewassen ziek, 't Is dus raadzaam, dat men des Zomers met water begiet, 't welk een tijd lang in de ruimte gestaan heeft, waarin zich de bloemen bevinden. Heeft men dat niet voorhanden, dan gebruike men water, dat door bijgieten van heet water is verwarmd.
's Zomers begiete men de bloemen des avonds, telkens als ze droog zijn; dus niet dagelijks behoort men de bloemen te begieten - en wel zoo - dat de geheele pot daardoor gedrenkt wordt. Dwaas zou het zijn, zoo men slechts de bovenste wortelvezelen drenkt; neen, het vocht moet van boven door den pot indringen. Men kan evenwel ook in de bakjes of schoteltjes, waarin de bloempotten staan, water gieten, maar indien de bloemen dat vocht in een uur tijds niet hebben opgezogen, verwijdere men het overgeblevene. Bloemen langer daarin te laten staan, is zeer af te keuren. Evenmin is het aan te bevelen, dat men de bloemen begiet, als de aarde nog vochtig is. Kan men het niet zien dat de bloem dorst heeft, dan dient men de aarde voelende te onderzoeken.