[Nummer 47]
Onze gravures.
Vlaamsche boeren.
vlaamsche boeren, naar david teniers.
Het paar op onze eerste gravure doet ons juist niet denken aan Adonis en Apolio, maar veeleer aan de woorden, die koning Lodewijk XIV van Frankrijk uitsprak, toen men hem eenige schilderijen van Teniers vertoonde: ‘Otez-moi ces magots.’ (Doe die apengezichten uit mijne oogen.) Want leelijk zijn zij, die twee specimen onzer voorvaderen, maar waar tevens. Teniers' figuren zijn trouw gevolgd naar het leven en hij liet zich in zijne keus geenszins leiden door schoonheidsvormen, maar slechts door sprekende karaktertrekken. Zijne landelijke tafereelen zijn dan ook de ware weerspiegeling van een weinig beschaafde, ruwe, doch eenvoudige wereld, die koning bodewijk geheel onbekend was en over wier afschildering hij dus voorzeker wel de allerlaatste bevoegde beoordeelaar was. In de gepruikte, met lint en strik opgesierde, valsche, kruipende, vleiende en karakterlooze hofwereld zijns tijds was le roi-soleil voorzeker beter te huis. Er zijn op onzen Vlaamschen buiten echter nog achterkleinzonen van Teniers' modellen genoeg overgebleven, die er eene eer in stellen de familietrekken niet te verloochenen, om ons volkomen te overtuigen hoe waar die groote meester de boeren zijner eeuw afmaalde. De beschaving, die sindsdien machtig inwerkend, haren verfijnenden en veredelenden stempel ook op den uitwendigen mensch drukken kwam, maakt echter Teniers' typen meer en meer zeldzaam, al ontbreekt het dan ook tegenwoordig niet, geheel, zelfs in de hoogste kringen, aan leelijkaards van eerste klas.