Onze gravures.
Vivat de koffie!
Vandaag wordt ons de zuster voorgesteld van den Beierschen landman, met wien wij de vorige week kennis maakten. Zooals ons reeds gezegd was is die fatsoenlijke oude juffer eene groote koffielief hebster en wie haar daar zoo in aangename stemming met de koffiekom in de hand zitten ziet, zal wel geen oogenblik de waarheid van haars broeders bewering betwijfelen. Met een als het ware uitdagend gezicht gluurt zij ons aan, alsof zij zeggen wilde: ‘Indien gij kwaad van mijn lievelingsdrank spreken wilt, ik ben gereed om uwe belasterende woorden zegevierend te weerleggen.’ En dit zou haar inderdaad niet veel moeite kosten, want de tijd is ver heen, waarin men den Franschen schrijver Fontenelle de bemerking maakte, dat de koffie een langzaam vergif was. ‘Inderdaad, wel zeer langzaam werkend,’ antwoordde de schrandere man, ‘want ziedaar bijna honderd jaren dat ik hem gebruik.’ Vandaag is omtrent elk het eens om den koffie voor een smakelijken, opwekkenden, ja, onmisbaren drank te houden.’
‘Dat kleine, berookte keteltje,’ zegt de predikant Van Koetsveld, ‘is het middenpunt van elken familiekring, de welkomsgroet aan iederen vreemde, ja! de voornaamste of althans eerste troost, dien men voor de bedroefden te bedenken weet; want nog onlangs kwam ik bij een arm man binnen, geene vijf minuten nadat zijne vrouw den adem had uitgeblazen; ik vond hem, zooals natuurlijk was, - want de armen kunnen ook liefhebben! - gillend van wanhoop en de handen wringend van rouw; maar ik vond er ook eene goedhartige buurvrouw, die hem zonder eenige moeite met zich troonde, en het reeds zoo ver gebracht had, dat hij zijne tranen af-