De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Angelus. Het klokje klingelt als de hemeltrans Zich baadt in roode kleuren, en de zonneglans Schenkt gloed en leven aan de ontwaakte heide; De herder met zijn schaapjes op weg naar de weide Knielt neder en bidt; terwijl de lerk Met klapperende vlerk, Klieft juichend het doorschijnende zwerk. Het windje lispelt in het loover, En 't dartel bieken fladderend over Het geurende bloemekijn, Vol schitterend kristalijn, Voegt zijn gonzen bij 't geklater Des beekjes zilveren water; De krekel ritselt in het riet, Het alles draagt zijn morgendlied Den Schepper op, en looft in lieve akkoorden, Zijn wijsheid en zijn macht; alsof het allen hoorden Dat de Angelus luidt, Met zoet geluid Den grijzen toren uit. O Angelus! wat al herinneringen, Van wellust, vreugde en jong gemoed, Die met uw tonen hemelzoet, Ons in 't begeesterd harte dringen. - Als 't middaguur, Dooft in de schuur, Het kletteren van den vlegel; En langs een rijkbebloemde wegel, Keert huiswaarts welgemoed en blij, De flinke landman met 't liefje aan zijne zij; Klingelt weer 't klokje en hunne zielen Vol rein verlangen en genot Versmelten zich bij 't nederknielen In één gebed, in ééne zucht tot God. - 't Is avond, uit 't met sterrenbezaaid azuur, Werpt de maan haar glansgetoover Over 't heimvol ritselend loover; 't Wordt alles stil in de natuur. - Alleen des nachtegaals lied, dat streelend Schenkt aan 't droeve hart iets heelend Stoort de heilige rust. - Zephyr die 't sluimerend bloemeken kust, Lispelt in de goudgeel korenhalmen; Waaruit zoete geuren walmen. Dan, dwalen langs de heide voort, Genieten in dit eenzaam oord, Er droomen van genot en liefde; Het leed vergeten dat u griefde, Hoe hemelzalig is die stond! De Angelus die in het rond Troost en lafenis verkondt, [pagina 305] [p. 305] Zielsgenoegen wekt en vrede; Doet stijgen eene vuur'ge bede Uit ieder woon Tot voor des Heeren troon. - O Angelus! hoe zoet gij luidt, Godes zegen Spreidt zich allerwegen Over 't biddend menschdom uit. Constant Wolfs. Vorige Volgende