der eeuwen. Keizers en vorsten van alle tijden en alle volkeren werden als overwinnaars met ongehoorde pracht en luister, door ontzagwekkende volksscharen, onder trotsche triomfbogen, hunne hoofdsteden binnengevoerd. Maar slechts weinigen kennen thans nog de namen dier wereldsche grootheden, en enkelen slechts de bijzonderheden dier ijdele praaltochten. Het volk weet niets van de Romeinsche en andere Cesars, die met wapengeweld landen overmeesterden en stammen onderjukten of uitroeiden, en daarvoor door hunne onderdanen in driesten overmoed verheerlijkt en vergood werden; maar als het aan de tempeldeur met Palmzondag zijn gewijde groene twijg koopt, herinnert het zich in zijn geheel het treffende verhaal der Blijde Intrede van den God-Mensch, die zich als koning aan zijn volk vertoonde, gezeten op het nederige lastdier, dat Hem met zijnen adem in de kribbe verwarmde, en gevolgd door zijne dienaars, die niet met moordende wapens, maar met de palmtakken des vredes, de symbolen hunner zending gewapend waren - ranken, die na den dood huns Meesters tot in de verste hoeken der wereld groenen, en welvaart en beschaving onder hunne schaduw teelen zouden. En even als over negentien eeuwen, roept het volk zijnen Verlosser met heiligen geestdrift toe: Hosanna aan Dengene, die kwam in den naam des Heeren!
Het tafereel van den Franschen schilder is niet alleen trouw bewerkt naar den tekst der H. Schrift, het is wezenlijk grootsch en statig van opvatting en maakt eenen diepen en vromen indruk. De figuur van den Verlosser, die met kalme majesteit tusschen de jubelende menigte oprijst, is gevolgd naar de aloude overlevering, maar in den trant der romantische school dezer eeuw.
De godsdienstige schilderkunst, ten huidigen dage meer uit onmacht dan uit ongeloof verlaten, vond hare hoogste uiting in de middeleeuwen. Geen latere kunstenaar heeft ooit den diepaangrijpenden godsdienstzin kunnen evenaren, die de eerste Vlaamsche en Italiaansche meesters aan hunne scheppingen wisten mede te deelen.
De ‘Stabat Mater’ van Guido Reni en het ‘Christushoofd’ van Leonardo da Vinci leveren daarvan het treffendste bewijs. Op het wezen der Mater Dolorosa is niet alleen de vlijmendste zielesmart afgeteekend, maar de stempel van heiligheid, de bovenaardsche uitdrukking, welke over die uitstraling van droevenis geprint staat, maakt de Smartrijke onder het kruishout niet tot eene gewone moeder - hoe verheven die naam alleen dan reeds klinken moge - maar tot de uitverkorene Moeder onder alle moeders, mede verpletterd onder het gewicht van het offer, dat de Gods-Zoon, dien zij gebaard heeft, tot redding van het menschdom voltrekken moet.
Welgelukt is voorzeker ook de gravure onzer laatste bladzijde, en toen moeten wij, ter wille der waarheid, bekennen dat zij slechts een flauw gedacht geeft van de ideale schoonheid van het Christushoofd des Florentijnschen meesters Leonardo da Vinci, dat in de Onze-Lieve-Vrouwekapel der Antwerpsche kathedraal prijkt. Goddelijke majesteit, heilige ernst, onuitputtelijke gemoedsmildheid stralen van die edele wezenstrekken, zoo fijn gepenseeld, dat als het ware nergens het minste spoor van schildering te ontdekken is. De zachtgestruivelde haren en baard, die op onze gravure natuurlijk zwart voorkomen, zijn bij het origineele goudkleurig bruin en omringen het hoofd des Zaligmakers als met een aureool. Dit kleine tafereel, van nauwelijks eenige vierkante duimen oppervlakte, kan gerust de stoutste poging van het hedendaagsch realism trotseeren, en doet, meer dan sommige moderniseerders lief is, uitschijnen hoeveel bij de oude meesters onder alle opzichten nog altoos te leeren blijft.