Schetsen uit het Noorden.
II.
(Vervolg.)
De zee is kalm en de frissche lucht verkwikt ons na de drukkende hitte, die zich in het Noorden van Duitschland nog liet gevoelen. De Adelaar dobbert altijd eenzaam op den uitgestrekten waterplas, want geen scheepje vertoont zich in het verschiet. Men hoort slechts het eentonig en regelmatig gedreun van het stoomwerktuig. Twee meeuwen fladderen bij het schip en schijnen ons te willen volgen, dit is het eenige leven dat wij op die onafzienbare wereld van water en lucht bespeuren. Ik heb dikwijls bemerkt dat de volle zee een grooten indruk maakt op den mensch; gewoonlijk vervallen de reizigers in eene diepe stilte en turen op de golven. Ik wil hier niet spreken van diegenen, welke het gevoel van zeeziekte hebben, want die zijn spoedig in de kajuit verscholen, doch het is ontegenzeglijk dat het majestatische van de zee en het bewustzijn van de gevaren aan de zeevaart verbonden, op een ieder een grooten indruk maken.
Eindelijk zien wij eene grijze streep, en iets later eene verhevenheid aan den horizon opdagen. Aangenaam is die gewaarwording: wij hebben land in het zicht, het is de vuurbaak van het eiland Langeland. Weinige oogenblikken daarna zien wij eene tweede grijze streep van het eiland Laaland, en als wij die strepen genaderd zijn, stoomen wij tusschen beide eilanden door, tot dat wij eenige uren daarna de Deensche kust in het oog krijgen en te Korsör den voet op Deensch grondgebied aan wal zetten.
Korsör is eene kleine havenstad met 3000 inwoners. Wij bleven daar vernachten en vertrokken den volgenden morgen met den ijzeren weg naar Kopenhagen. De streek is vruchtbaar en heuvelachtig. Wij stoomen voorbij een meer, de Slagelzee genaamd en later voorbij Soro, met eene Cistersijnsche kerk uit de XIIde eeuw, gelegen aan eene groote binnenzee met een schoon dennen- en beukewoud omgeven. Wij vliegen voorbij Ringsted, met eene oude Benediktijnerkerk, en komen te Roeskilde, eene oude stad, die tot 1445 de hoofdstad van het koningrijk was, en tot den tijd van het protestestantism de zetel van den bisschop van Seeland. Vroeger waren er 100.000 inwoners, en thans slechts 5000. Het eenige overblijfsel van vroegere welvaart is de Domkerk, met den grafkelder der Deensche koningen.
Een uur daarna kwamen wij in de hoofden residentiestad van Denemarken aan. Kopenhagen werd in de XIIde eeuw door Von Axel, bisschop van Roeskilde, op de plaats van een visschersdorp gesticht, en ontwikkelde zich door een levendig handelsverkeer zoodanig dat koning Christoffel in 1443 er zijne residentie van maakte. Later werd de stad (van 1588 tot 1648) door Christiaan IV beduidend uitgebreid. Thans is zij eenë aanzienlijke koopstad, met 180.000 inwoners, en 400 handelsschepen, terwijl jaarlijks 9000 schepen in hare haven binnenkomen. De stad is regelmatig met schoone breede straten en schoone huizen gebouwd. Bijzonder merkwaardig is de ‘Kongens Nijtoro’ of Konings Nieuwmarkt. Het is een groot plein, waarop dertien straten uitkomen en in wier midden het ruiterstandbeeld van Christiaan V geplaatst is, dat met eenen kleinen bloemenhof omgeven is. Ten Westen verheft zich het slot Charlottenborg, thans Academie van schoone kunsten; ten Zuiden het Nationale Theater, een prachtig gebouw in renaissance-stijl, aan wiens voorgevel men twee zittende beelden van brons ziet: het eene stelt den dichter Holberg voor, het andere den treurspeldichter Oehlenschläger. Verder biedt Kopenhagen vele merkwaardige zaken aan voor kunst en wetenschap en voor de vreemdelingen vele uitspanningen. Wij beginnen met de kunst.
Nergens heeft men de nagedachtenis van een kunstenaar met zooveel luister en eerbied onder het volk bewaard als te Kopenhagen: wij staan voor het prachtig museum van Thorwaldsen.
Verbeeld u een ontzettend monument in den ernstigen Pompejaanschen en Etrurischen grafstijl. Eene gaanderij, door kolommen ondersteund, is in den vorm van een langwerpig vierkant gebouwd, en omsluit het atrium of openplaats, waar men in het midden eene eenvoudige omlijsting in arduinsteen op den grond ziet liggen en die geheel met weelderige klimop gevuld is. Daar ligt de groote kunstenaar omringd van zijne werken begraven. Waarlijk een grootsch denkbeeld.
Boven de gaanderij bevonden zich als eerste verdieping 22 achtereenvolgende zalen. Wanneer men het atrium binnentreedt ziet men aan de overzijde van de gaanderij de Christuszaal, waarin het meesterstuk van den beeldhouwer, Christus met de twaalf Apostelen, in pleister gegoten, geplaatst is; want al hetgeen Thorwaldsen in zijn leven gemaakt heeft, bevindt zich in origineel, of als afgietsel in het Museum. Onmogelijk is het om hier in een kort verslag al de beelden en bas-reliefs aan te halen; wij zullen slechts van eenige melding maken, want Thorwaldsen maakte ruim 500 beeldhouwwerken, voor een groot gedeelte voorstellingen uit de fabelleer, zooals Bacchus, Ganymedes, Psyche, Adonis, Mercurius en de Gratiën. Onder de bas-reliefs moeten vermeld worden zijn Alexandertocht, waarin hij de oude Grieksche kunst het meest nabij kwam. Wereldberoemd zijn zijne Dag en Nacht en de Vier Jaargetijden. Hij heeft ook godsdienstige onderwerpen en moderne beelden voor zijne kunst gekozen, waaronder de vier Evangelisten, de Prediking van Joannes den Dooper, het beeld van Paus Pius VII, Schiller, Maximiliaan 1 van Beieren enz. Niet alleen zijne kunstgewrochten, maar al wat de kunstenaar heeft nagelaten, wordt in het museum als een heiligdom bewaard: zoo als zijne schetsen, zijne verzameling van schilderijen, gravuren en oudheden, zijne bibliotheek en handteekeningen; ja zelfs zijne meubelen, kleederen en gereedschappen; zoodat men den grooten kunstenaar in zijn werkend leven er geheel kan bestudeeren.
Wij gaan nu een bezoek brengen in het reusachtige slot Kristiansborg, om de verzameling van schilderijen te bezichtigen. Prachtig is de voorgevel en het voorplein van het gebouw, waarop het ruiterstandbeeld van Frederik VII geplaatst is.
De kunstverzameling is slechts eene van den tweeden rang, alhoewel er Caravaggio Lippi, Mantegna en Mazzuola de Italiaansche school vertegenwoordigen. Onder de oude Nederlandsche meesters vindt men er Van Dijck, Rubens, Rembrandt, Dou, Flinck, Ruisdael, Both Hondecoeter, Miereveld, en meer anderen. Onder de moderne school trok bijzonder mijne aandacht een schilderstuk van Hennincsen en een van Munthe.
Ten Zuidwesten van het slot Kristiansborg ligt het prinsenpaleis waar wij het museum van Noordsche oudhedeu en dat van ethnographic bezochten. Deze verzamelingen zijn zeer belangrijk en wetenschappelijk ingericht; en die van Scandinavische oudheden is de uitgebreidste, die er bestaat, zij telt 40,000 nummers. Men ziet daar oude wapens, werktuigen, huisraad, jachttuig, doodkisten van uitgeholde boomen, Runenschriften, urnen, muziekinstrumenten, wapens, grafsteenen en meer andere merkwaardige voorwerpen. De tijdvakken van steen, brons, ijzer en de middeleeuwen zijn rijk vertegenwoordigd.
Het ethnographisch museum bevat eene schoone verzameling van deze tijdvakken en ook eene van onzen tijd uit Europa (Scandinavië uitgenomen), verder uit Azië, Afrika en Amerika.
In de Luthersche Maria-kerk, welke in den stijl van eene basiliek gebouwd is, ziet men het meesterstuk van Thorwaldsen, Christus met de twaalf Apostelen, op meer dan levensgrootte in marmer uitgevoerd. Ook een knielende engel, die eene schelp draagt, welke tot doopvont dient, is een prachtwerk van den grooten meester. Boven het altaar ziet men de kruisdraging van Christus en in het frontispice aan den voorgevel is eene groep van marmer, voorstellende Joannes den Dooper, predikende in de woestijn.
De beurs is een merkwaardig gebouw in Nederlandschen renaissance-stijl. Vooral de torenspits is eenig in hare soort, zij bestaat uit vier draken, die op den buik rustende, hunne staarten rechtstandig dooreen slingeren en zoo de spits vormen.
Een prachtig uitzicht heeft men over de stad in het park van het slot Frederiksberg; ook de wandelingen bij het slot Rosenborg zijn aangenaam en schoon. Wij hebben nu de ernstige schoonheden van Kopenhagen gezien; doch ook voor uitspanning levert de Deensche hoofdstad eene bijzonderheid, die men nergens aantreft, en dat is het vermaarde Tivoli waar men gedurende het zomersaisoen dagelijks zeer aangenaam den avond kan doorbrengen. In eenen uitgestrekten met smaak aangelegden hof, vindt men eene onbegrijpelijke verscheidenheid van volksvermaken en uitspanningen. Behalve verschillende zeer goede koffijhuizen en restaurants worden op meer dan eene plaats concerten gegeven. Men ziet er voorstellingen van koordendansers en balletten, op theaters in de openlucht, verder allerlei volksspelen, en het publiek, dat zeer deftig is, stroomt van de eene vertooning naar de andere. Het is eene ware kermis, die den geheelen zomer voortduurt. Des avonds gaat men naar het theater van Tivoli, in den hof gelegen, en alhoewel wij geen woord van het Deensche kluchtspel konden verstaan, hebben wij door de uitstekende mimiek naar hartelust gelachen. Bij het verlaten van het theater was de hof prachtig verlicht en tintelden de kleuren der bloemen door elektrisch licht beschenen.
Ook de omstreken van Kopenhagen zijn schoon, wij maakten een tochtje met den stoomtram naar de badplaats Klampenborg. De weg volgt aan de eene zijde de breede haven van de stad en verder de kusten van Seeland, met vriendelijke visschersdorpen, terwijl aan de andere zijde het oog zich kan verlustigen door eene afwisseling van oude beukebosschen, groene weilanden, rijke koornvelden, kasteelen, villa's en schoone dorpen. Klampenborg is zeer schilderachtig aan de zee gelegen, waarop voortdurend de beweging van stoombooten en zeilschepen een aangenaam uitzicht verschaft. In de met smaak gebouwde hotels vindt men het confort van de beschaafde wereld. Wij zeggen vaarwel aan Denemarken, gaan aan boord van een stoomboot om eenige uren daarna te Malmö in Zweden aan te komen.
(Wordt voortgezet.)
A.M. Oomen.