Wetenswaardigheden
Eenige geschiedkundige aanteekeningen over hoenders.
In geheel het Oude Testament wordt nergens van hoenders gewag gemaakt. De Semitische volkeren kenden dus het kippengeslacht nog niet. Ook op de oude Egyptische gedenkteekenen is geen haan of hen te bespeuren. Men vindt er troepen ganzen op afgebeeld, die van de weide bijeengedreven worden, maar nergens kippen. De huishaan is uit Indië afkomstig, zijn voorzaat is de Bankivahaan, die nog heden in Achter-Indië en op de Indische eilanden tot Kaschmir leeft. Eerst met de Medisch-Persische veroveringsoorloogen verspreidde zich het hoendergeslacht verder naar het Westen, en de eerste berichten over het aanwezig zijn van haan en hen in Europa vindt men bij den Griekschen dichter Theognis, in de tweede helft der zesde eeuw voor Christus. Spoedig na het verschijnen der gevederde dieren in Griekenland, werden zij per schip naar Sicilië en Beneden-Italië gebracht. Toen zij van daar te Rome gekomen waren, gaf men er eene eigenaardige godsdienstige beteekenis aan. De oud-Romeinsche priesters, de Auguren, welke uit de vlucht en het geschreeuw der vogels de toekomst voorspelden, bezigden ze om in den krijg waar te zeggen. Daar zij zelven afkeerig waren van de gevaren des oorlogs, gaven zij uittrekkende legerscharen hoenders in kooien mede en leerden zij den veldheeren, op verschillende uitingen dier dieren te letten. Als de hoenders zoo gulzig aten, dat hun de stukken van een voorgezetten voederbrij uit den snavel op den grond vielen, dan was dit een goed teeken voor den aanstaanden krijg: het tegenovergestelde gold voor waarschuwing. De priesters hielden er een zeer eenvoudig huismiddeltje op na: zij lieten de dieren honger lijden of voederden ze zóó goed, dat ze geen trek meer hadden in meer eten. De beroemde redenaar Cicero steekt in zijne geschriften dan ook in het breede den draak met deze hoender-orakels, en Plinius maakt de ondeugende opmerking, dat beslissende veldslagen door hoenders werden geleid en de
beheerschers der wereld niets uitrichtten, indien haan en hen hun niet bijstonden. Evenals de Romeinen hebben ook de Grieken zeer spoedig, nadat de hoenders onder het volk bekend geworden waren, het nut van hunnen teelt erkend en er zich met veel ijver op toegelegd. Bij de meeste Grieksche dichters heet de haan altijd de Persische vogel. Deze kreeg, evenals bij de Romeinen, ook in Griekenland, zeer spoedig eene soort van godsdienstige beteekenis, werd vooral den God des Lichts als geheiligde vogel toegevoegd en herstellenden offerden aan den God der Geneeskunst een haan. De Grieksche geschiedschrijver Pausanias verhaalt van een gebruik in wijnbergen, om den schadelijken invloed van ruw weder op de wijngaarden te voorkomen; twee mannen moesten een haan deelen, elk met de helft van het dier van tegenovergestelden kant om de wijnbergen loopen en de beide helften begraven ter plaatse, waar zij elkaar ontmoetten. De hoenders moeten in Duitschland in de vijfde eeuw voor Christus' geboorte ingevoerd zijn, maar zij werden toen zeer langzaam verspreid bij de beschaafde volkeren van Zuid-Europa. Want het toenmaals ‘barbaarsche’ Noorden was niet ‘gezeten,’ was niet ‘stoelvast.’ Eigenaardig is het feit, dat de naam van deze huisdieren bij de oude Germanen reeds bijna eensluidend was als bij ons. In het oud-Gothisch heet het mannetje ‘hana,’ en het wijfje ‘hoon.’