De reseda.
Laten wij ons verheugen in den schoonen Zomer met zijne bonte en geurige bloemen - met zijn koesterenden zonneschijn, wiens al te fellen gloed wij in de verkwikkende schaduw onzer bladerrijke boomen ontvlieden - met zijne heerlijke avonden, als de lauwe luchtjes van het zuiden met onzichtbare vingeren zoete toonen lokken uit het sidderend loover.
Als wij ons dan in het priëel nedervlijen, om te droomen over het verleden en de toekomst, spoedt zich een heerlijke geur op de golven des dampkrings naar ons heen - een geur, die op eene geheel andere wijze het zintuig van onzen reuk aandoet, dan die van de betooverende roos of van de bedwelmende jasmijn. Wij kennen dien geur, die ons onwillekeurig aan onze gelukkige kinderjaren - aan de vensterbank der ouderlijke woning herinnert. Het is de geur der even nederige als bevallige reseda.
Hoe nederig en eenvoudig die bloem ook wezen moge, toch is veel goeds, veel belangrijks van haar te zeggen. Veracht ze daarom niet om haar onopgesmukt gewàad. Onder de herderspij klopt vaak een edeler hart, dan onder het schitterend hofkostuum met ster en ordelint.
een negerdorp in afrika.
Wellicht hebben de stichters der reusachtige pyramiden zich reeds met den geur der reseda verkwikt, want naar alle waarschijnlijkheid is Egypte haar vaderland. Intusschen heeft een uitmuntende kenner van de reseda-familie, de Zwitsersche kruidkundige I. Muller tot nu toe de plaats nog niet kunnen opsporen, waar zij in het wild groeit. Het gaat er mede als met het meerendeel onzer kweekplanten - wij kennen ze heden ten dage alleen in een kunstmatig aangekweekten toestand. Volgens genoemden geleerde vond men de welriekende reseda reeds in het jaar 1742 in den vorstelijken tuin te Parijs, van waar zij naar den tuin te Old Windsor in Engeland en naar den kruidtuin te Leiden is overgebracht. Hij is van oordeele dat zij tusschen de jaren 1735 en 1742 naar de gematigde streken van Europa verhuisde en dat haar Italiaansche naam Amoretti d'Egitto ons op haren Egyptischen oorsprong wijst. Alphonse Decandolle daarentegen beweert, dat de reseda, indien zij vroeger in Egypte algemeen was, ongetwijfeld door de kruisvaarders naar ons werelddeel zou vervoerd zijn. Alle berichten, die de reizigers van vroegeren en lateren tijd omtrent haar mededeelen, als zij haar nu eens Egypte, dan weder Syrië of ook wel Algerië tot vaderland geven, schijnen op losse gezegden te berusten. In elk geval schijnt het echter boven allen twijfel verheven te wezen, dat men de noordelijke streken van Afrika als het vaderland der welriekende reseda beschouwen mag. De zoomen der Middellandsche zee vormen het gebied van de reseda-gewassen. Ook aan de kusten der Roode zee en aan die der Perzische golf behooren zij te heis. Men heeft:
Aan de Middel. zee 25 soorten met 20 eigenaard. soorten |
Aan de Roode zee 18 soorten met 12 eigenaard. soorten |
Aan de Perzische golf 9 soorten met 5 eigenaard. soorten |
In Afghanistan enz. 6 soorten |
In gematigd Europa 5 soorten |
Aan de kaap de Goede Hoop 4 soorten |
Op de Kanarische eiland. 4 soorten |
Op de Kaapverdische eilanden 1 soort |
In Californië 1 soort |
Bedenkt men, dat er eene plantenfamilie bestaat met tien tot twaalf duizend soorten, dan bekleedt, ook met betrekking tot het aantal, de reseda met bovenvermelde soorten, die onder zes geslachten gerangschikt zijn, eene nederige plaats. De verschillende geslachten onderscheiden zich evenwel door eene groote gelijkvormigheid - vooral door de verfstof, die velen leveren, alsmede door den eigenaardigen geur, dien wij nagenoeg bij allen aantreffen.
Die verfstof heeft van den Franschen scheikundige Chevreul den naam van luteolin, ontvangen en wordt vooral uit de wouw (reseda luteola) gewonnen. De liefelijke geur, dien wij in ons priëel inademen, komt van de geurige reseda (reseda odorata). Nog heerlijker is de geur der witte reseda (reseda alba), die men in het zuiden van Duitschland reeds hier en daar vindt, en die ons te vaker verkwikt naar mate wij meer naderen tot de Middelandsche zee.
Het aangename wordt wel eens walgingwekkend door overdrijving. Althans men verzekert van eene resedasoort (reseda phyteuma), die in zuidelijk Europa groeit, dat zij om haar sterken geur veel meer vermeden dan begeerd wordt.
Wil men behalve al dat aangename en liefelijke ook iets nuttigs van de reseda vernemen, dan vermelden wij, dat sommige resedasoorten - hoe prozaïsch! - zeer geschikt zijn om aan onze middagtafel eene welsmakende groente te verschaffen.
Naar Karl Muller.