De nieuwjaarsgroet.
Nauwelijks verheft de zon zich boven de oosterkimme aan den wolkenloozen blauwen hemel en werpt haren gouden glans over de besneeuwde daken van het schilderachtige steedje, of blijschallend klinkt uit den ouden verweerden kerktoren de Nieuwjaarsgroet van den wachter den inwoners tegen.
‘Op!’ schettert het den laatslapenden in de ooren, ‘het is Nieuwjaarsdag. Triomf! weer is door ons een jaar op den dood bevochten. Duizenden vielen in dien vervlogen tijd onder zijne vernielende zeis; wij, wij leven nog, genieten en trotseeren dien wereldkoning.’
‘Hoopt!’ klinkt het den lijdenden en bedroefden toe, ‘het jaar van smarten is heen, een nieuw tijdperk van herstelling, leniging en troost is u wachtende.’
‘Moed!’ zingt de opbeurende toon in de harten dergenen, wien het in den zwaren kamp om nooddruft, eer en roem niet naar wensch gelukte in de weggekantelde tijdsruimte. ‘Moed! het nieuwe jaar belooft u welstand, aanzien en talentserkenning!’
‘Ten hooge, de gemoederen!’ roept als uit den hemel de heldere, zuivere galm: ‘Geene vijandschap, geene wraakzucht meer in het nieuwe jaar. Geene ijverzucht, geene meedoogenloosheid! Vrienden, broeders moet gij allen wezen in den eenigen Vader!’
Het feestelijke, opwekkende en plechtige trompetgeschal, dat in sommige streken als Nieuwjaarsgroet uit den tempeltoren heinde en verre rondklinkt, is een eigenaardig, voorvaderlijk gebruik, hetwelk voortreffelijk de blijde stemming opvuurt, die den heugelijken Nieuwjaarsdag moet kenmerken.