Eene trouwe verpleegster.
Nelleken Krab, de dochter van den koeboer, kan op eene kattenliefhebberij roemen, die voor hare jaren buitengewoon sterk ontwikkeld is, want doorgaans komt deze genegenheid slechts bij oude juffrouwen in vervanging van een of ander gevoel van edeleren aard, waarbij zij het ongeluk hadden eenige teleurstelling te ondervinden. Toen Nelleken Krab nog op het Beggijnhof bij Uffra Kato ter school ging, bestond er tusschen haar en de dikke, rosse poes der schoolmeesteres zulke wederzijdsche gehechtheid, dat hare medescholiersters vol jaloerschheid uitriepen, dat zij die kattenliefde aan haren katachtigen naam te danken had. Hoe stug Nelleken Krab die bespotting van haren eerzamen familienaam ook opnam, werd er toch door Uffra Kato menig rozenhoedje tot straf dier onlogische gevolgtrekking aan de jeugdige klappijen opgelegd. Weinigen tijd na dat Nelleken Krab de school van het Beggijnhof verlaten had, stierf de rosse poes, en de kleine snapsters zegden dat het beest het verlies harer vriendin niet had kunnen overleven; maar Uffra Kato logenstrafte die ongegronde bewering en verzekerde dat hare viervoetige gezellin van ouderdom bezweken was. Niet lang daarna werd de bejaarde juffrouw beggijn gewaar, dat zij het moeilijk zonder kat zou gewend worden en zij aanzocht Nelleken Krab om naar eene plaatsvervangster der overledene poes uit te zien. De jonge kattenvriendin had reeds eenige dagen vruchtelooze navragen gedaan, toen hare moeder haar zekeren morgen meldde, dat er des nachts in den nest van Rita, hunne zwartwitte stalkat, vier allerliefste poezekens gekomen waren. Welke blijdschap schitterde er niet uit de oogen van Nelleken Krab bij het vernemen dezer goede tijding. Zij stormde naar den scheerzolder boven den stal, danste juichend rond den kattennest en liep daarop spoedig Uffra Kato met het belangrijk nieuws bekend maken en haar uitnoodigen een katteken uit den nest te komem kiezen. Met groot genoegen voldeed de oude schooljuffrouw aan het verzoek en koos
den kleinen zwartekop, dien gij op het printje zoo fiks te poot en met uitgestoken staart naar Nelleken Krab ziet toekomen om zijn deel van het ontbijt te eischen, dat de jonge verpleegster haren beschermelingen iederen uchtend brengt nog vóór zij zich gewasschen en geheel gekleed heeft. Eer de kleine beestjes van hunne moeder weggenomen worden, hebben wij voor onze jonge lezers en lezeressen het portret van Nelleken Krab en hare viervoetige verzorgelingen in het geheim willen laten maken, als een stichtend voorbeeld van genegenheidsgevoel jegens de dieren. Wij hopen echter dat die jonge juffer zulks niet zal te weten komen; want anders is er groote kans dat zij ons de vrijpostigheid erg kwalijk nemen zal, haar zoo in négligé afgebeeld te hebben.