Verrassende uitwerking.
Mevrouw de weduwe Hondsberg, een ijverig lid van de vereeniging tot bescherming der dieren, had een mopshondje, dat sedert jaren haar grootsten lust en vreugde, haar afgod, ja haar alles was. Evenals zijne meesteres werd het beestje echter iederen dag vier en twintig uren ouder, en daar het zich niet, evenals zij, van allerlei haarmiddelen, kleurseltjes en poederkens wist te bedienen om de schoonheden der jeugd te bewaren, deden de gebreken des ouderdoms zich duidelijk bij hem waarnemen. Joli was half blind en doof, en met den dag maakte de glanzige haartooi, die hem vroeger gesierd had, voor akelige kale plekken plaats, zoodat hij ten slotte niets dan een paar haarspiertjes aan het puntje van zijn staart overhield.
Met weemoed aanschouwde mevrouw Hondsberg elken morgen de verwoestingen, door den tand des tijds bij Joli aangericht; ze kreeg er wee van aan het hart, als zij het weldoorvoede dier met zijne kale, vettige huid beschouwde en wijl zij dit hartverscheurend schouwspel niet langer kon aanzien, besloot zij voor Joli een plaatsje in het honden-gasthuis te verzoeken.
Toen zij, met tranen in de oogen, dit besluit aan Mietje, hare getrouwe dienstmaagd, meedeelde, kon deze evenmin hare tranen bedwingen; want ook zij hield zielsveel van den ouden Joli en kon het denkbeeld niet verdragen, voor altijd van het goede dier gescheiden te zullen worden. Den geheelen dag verzon zij op middelen om het noodlottig besluit te verhoeden en kwam eindelijk op een gelukkig denkbeeld. Meermalen had zij hare mevrouw de uitwerking hooren roemen van een fleschje haarbalsem van Theophile, waarvan deze zich tegen het uitvallen der haren bediende. Welnu, dat middeltje zou ze ook eens bij Joli beproeven; wie weet of het niet helpen zou, en welk eene verrassing zou het dan voor mevrouw zijn, haar dierbaren Joli weer met een fraaien haardos getooid te zien! Ze zou er niet meer aan denken, het arme beest buiten de deur te doen.
Heimelijk haalt Mietje dus een fleschje haarbalsem, vermengt den inhoud met het vocht waarmee zij gewoon is, Joli te wasschen er maakt des avonds, vóór zij naar bed gaat, het beest een bad gereed. Zorgvuldig giet zij het toebereide geneesmiddel over zijnen kalen kop en rug uit, wrijft er de huid stevig mee in en legt het dier ten laatste in blijde verwachting op een zacht kussentje te drogen.
Gelijk eene zindelijke dienstmaagd betaamt, ruimt zij vervolgens alles netjes weg, en daar er wat water op den grond gemorst, is, neemt zij dit met een ouden luiwagen op, die evenals Joli haast al zijne haren verloren heeft, en dien zij ook tegen den muur te drogen zet.
Thans begeeft zij zich, van hoopvolle denkbeelden vervuld ter ruste, om den volgenden morgen haren ijver door den schitterendsten uitslag beloond te zien; dank zij de uitwerking van Theophile's haarbalsem was niet alleen Joli van zijne kaalheid genezen, maar prijkte zelfs de luiwagen met den weelderigsten haartooi.