Onze gravures.
Het onderaardsche Berlijn.
Het is een uitgestrekt gebied, dat onder deze benaming begrepen kan worden. Immers behalve telegraaf- en telephoongeleidingen kruisen zich de pijpen van twee gasfabrieken, de toevoerbuizen der waterleiding en de groote en kleinere riolen onder de straten der wereldstad en vormen daaronder als het ware een onderaardsch Berlijn. Daarbij komen dan nog de kolossale afvoerkanalen tot het opnemen en afleiden van het regenwater, en die doelmatig gebouwde putten, waarin de werklieden kunnen afdalen om vandaar de riolen na te zien en herstellingswerken onder den grond te verrichten. De goten tot afvoering van het vuile water en den afval, monden in deze onderaardsche kanalen uit en zijn van schoorsteenen voorzien, die boven de daken der huizen uitsteken en langs welke de gassen, die zich uit die stoffen ontwikkelen, op onschadelijke wijze ontsnappen kunnen. Het is nauwelijks te begrijpen hoe zulk een uitgebreid net van buizen en pijpen, tot zulke verschillende doeleinden bestemd, in de enge ruimte onder de straten eene plaats kan vinden.
Het rioolstelsel te Berlijn is van eene geheel bijzondere inrichting en onze beide gravures kunnen er den lezer eenigszins een denkbeeld van geven. De eerste dezer platen stelt ons een zoogenaamden Sandfang voor, dat wil zeggen eene soort van verzamelplaats voor allerlei vaste stoffen, zooals lompen, papier, stukken hout enz., die door het rioolwater worden meegevoerd. Een ijzeren traliewerk, ter linkerzijde onzer gravure duidelijk zichtbaar, dient om al die onreinheden tegen te houden, zoodat zij op gezette tijden weggehaald kunnen worden. De beide rioolwerkers op onze gravure zijn met dat weinig aangename karreweitje belast.
Zooals men ziet, kunnen zij zich in het onderaardsche kanaal gemakkelijk bewegen, en de hoofdkanalen, alle zes voet hoog, zijn dan ook zoo breed, dat drie mannen er gemakkelijk naast elkaar in wandelen kunnen. In deze kanalen monden de riolen uit, die onder de verschillige straten, stegen en pleinen doorkronkelen om het vuile water en den afval uit de huizen op te nemen. Al de groote kanalen liggen, om de afvloeiing gemakkelijk te maken en des winters het bevriezen van den inhoud te verhinderen, minstens drie meters onder den beganen grond, en de voornaamste zijn geheel uit klinkers en cement gebouwd.
Inwendig hebben zij eene eivormige doorsnede, waarbij het spitse deel naar beneden gekeerd is, ten einde ook bij geringen watertoevoer eene onbelemmerde strooming te onderhouden. Met het doel om die strooming, vooral aan de kruispunten, van tijd tot tijd eens flink te doen werken, zijn daar sluisdeuren aangebracht, die tot opstuwing van het toestroomende water dienen en bij hare plotselinge opening een stroom teweegbrengen, die alle mogelijke ophooping van bezinkstoffen meevoert. Tot het onderzoeken, reinigen en onderhouden der groote kanalen dienen de putten, waarvan hierboven gewag gemaakt is, terwijl het regenwater er binnendringt door zoogenaamde gullies of ruime goten, die in geval van een plasregen of wolkbreuk het overtollige nat dadelijk gelegenheid geven om onder den grond te verdwijnen. Voor de afdaling der verschillende buizen en kanalen is zoodanig gezorgd, dat alles in den verzamelput of Sandfang samenloopt, waar het door eene pomp omhoog gevoerd en verwijderd kan worden.
Er zijn thans te Berlijn vijf van die Sandfänge met bijbehoorende pompstaties, die ieder op zich zelf het middelpunt van een geheel stelsel buizen uitmaken, doch die nog niet alle voltooid en in werking zijn. De kosten dezer eerste vijf buizenstelsels worden op ongeveer veertig millioen mark geschat, en als men dit rioolsysteem over de geheele uitgestrektheid der stad zou willen toepassen, zouden er nog minstens zes bij moeten komen, zoodat dit slechts met overgroote uitgaven zou tot stand te brengen zijn.
Daartegenover staat echter dat dit rioolsysteem groote voordeelen moet hebben, die de oudere stelsels, te Londen, Hamburg, Parijs enz. toegepast, moeten missen. Het groote gebrek dier rioolstelsels bestaat hierin dat de rioolstoffen rechtstreeks in de rivier worden afgevoerd, waar de opeenhooping van bezinkstoffen soms de gevaarlijkste gevolgen heeft voor de openbare gezondheid.
Langen tijd kende men geen ander middel tot verwijdering van den afval, tot eindelijk in het aristocratische Croydon bij Londen en te Craigentinny bij Edinburg op kleine schaal proeven genomen werden om die stoffen naar uitgestrekte velden buiten de stad te leiden, waar zij tot bemesting konden aangewend worden. Te Danzig is het eerst dit nieuwe stelsel op groote schaal in toepassing gebracht en thans is men bezig het ook te Berlijn in te voeren, waar men over de doelmatige werking hoogst tevreden moet zijn.
Het onderscheid tusschen het buizenstelsel te Berlijn en in de bovengenoemde steden is zoo groot niet; het voornaamste verschil tusschen het oude en nieuwe systeem van riolen bestaat in de pompstaties, die het vuile water uit de vergaarputten naar de zoogenaamde Rieselfelder buiten de stad voeren. Dit zijn twee uitgestrekte velden, een bij Osdorf en een bij Friederikenhof, die gezamenlijk 5200 morgen lands beslaan, en waar het vuile water gelegenheid vindt om deels te verdampen, deels in den grond weg te sijpelen en alzoo tot bemesting te dienen, deels eindelijk om als helder water in de rivieren weg te vloeien.
Het spreekt vanzelf dat het wegvoeren der rioolstoffen op zulk een grooten afstand eene aanmerkelijke kracht van machinen vereischt, en bij ieder pompstatie bevindt zich dan ook een machinehuis met een aantal werktuigen, waardoor de afvalstoffen in de buizen geperst worden, die ze naar de Rieselfelder moeten overbrengen. In plaats aldus van het rivierwater te verontreinigen en daardoor de openbare gezondheid in gevaar te brengen, wordt de afval hier tot een nuttig doeleinde aangewend, en de aardbeziën, de bloemkool, de augurken, meloenen en asperges, die op de Rieselfelder geteeld worden, toonen eene zoo weelderige ontwikkeling en hebben een zoo fijnen smaak, dat het vooroordeel, hetwelk langen tijd tegen die vruchten heerschte, langzamerhand in het tegendeel veranderd is.
Blijkt het te Berlijn toegepaste rioolstelsel werkelijk op den duur al die voordeelen op te leveren, welke men er thans aan toeschrijft, dan verdient dit systeem stellig de aandacht van allen, die van dit vraagstuk eene studie maken; want het is bekend dat in menige stad de doelmatige afvoer van rioolstoffen veel te wenschen overlaat.