De nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen(1801)–Anoniem nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Herderszang. Ik ging my laatst vermeiden, Buiten de Stad in 't groen, Daar hoorde ik lieflyk fluiten, Van alle de vogelen buiten, Een ieder zong zyn taal, Als alleen de Nachtegaal. Daar zag 'k een lieflyk Meisje, Ik wenkte ze naar my toe, Ik groete haar naar behooren, Ik zeide myn uitverkooren, Hoe gaat gy zoo alleen, Mogt 'k in uw gezelschap zyn. Bestaat het in eer en deugden, Jongman dan ben 'k te vreê, Dan blyven wy nog wat buiten, En hooren de vogelen fluiten, Ach, ach, wat was ik bly, Dat 'k dat zoete kind had by my, Wy gingen zoo hand aan handjes, Spanseeren door het groen, Wy gingen zoo eenzaam treeden, Wy maakten verscheide reeden, En drukt' ons mond aan mond, Op een liefelyk trouwverbond. [pagina 39] [p. 39] Wat gaf ik dat lieflyk Meisje, Op trouw een doek van zy', Wat gaf zy my weêr te panden, Twee ringetjes van haar handen, Zoo in een korte stond Maakt' wy ons trouwverbond. Wy trouwden in korte tyden, Hielden Bruiloft met lust, Maar onder 't dansen en springen, Hoort watte raare dingen, Dat Bruidje mogt in de kraam, Hoort hoe dat was gegaan: Zy hadde gewoond drie jaartjes By een' oud Weduwnaar, Dat olyke Kluizenaartje, Was van dit lieve kind Vaartje, Hy had beslaapen de Meid, Stil in haar eenigheid. Ik liet my wederom scheiden, Van deez' beslaapen Bruid. - Jongmans zoo wilt hier uit leeren, Gaat eerst by de Meisjes verkeeren, Dan weet gy wat een Maagd, Onder haar' voorschoot draagt. Vorige Volgende