Nieuw vermeerdert konincklijck lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen
(1703)–Anoniem Nieuw vermeerdert konincklijk lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Stemme: Ey schoone Nimph.Weest wellekom Edelen Prins Oranjen,
O gy Nassoussen Helt,
Die door Gods heyl in 't machtig Rijk Brittanje, De Wetten heeft herstelt,
Hoe hebben wy gestaeg met groot verlangen
Gekeeken van Torens en Duyn,
Om u in den Hollandschen Thuyn,
Weer te ontfangen.
Ons Burgery sag men staeg murmureeren,
Dat gy soudt wesen doodt,
Nu siet men hoe den Opper Heer der Heeren,
U red uyt alle nood,
Schoon dat' er veel zijn die u staegh benijen
Komt weder in u Princen-Hof,
Ziet de Triumph bogen vol lof,
Aen alle sijen.
Ey siet de Plaets en 't Buyten-hof eens proncken,
Verciert met Boogen schoon,
Die van den Staet u Hoogheyt zijn geschonken,
Tot lof van u Persoon,
God behoed u dat kan men klaerlijk merken,
Door hem verdrijft gy 's Vyands Rot,
Die stadigh met haer schemp en spot,
Lasteren ons Kercken.
Siet de Paneeltjes uwen lof verkonden
Verciert met Spreucken schoon,
U Star die schijnt de Werelt nu in 't ronden
U Vyanden tot hoon,
Die u uyt Yerlant meenden te doen vluchten
Die moest selfs wijken voor u Son,
En loopen na Louis Bourbon,
Klagen en suchten.
Gezegent Held die door Gods macht herstelden,
| |
[pagina 59]
| |
Ons Waggelend' Nederland,
Doen ons den trotse Lodewijk seer quelden,
Met Roven, Moord en Brand,
U kloeckheyt dee den Lely haest verdwijnen,
Dat hy met sijne France Son,
Op onse Nederlandse Bron,
Niet meer kon schijnen.
Dus roept viva gy Nederlandse Volken
Viva den kloecken Held,
Wiens dapperheydt dringt boven deur de wolken,
Want hy hem stadig stelt,
Tegen den Vyand die ons soekt te krencken
Dus wilt de Opper-Heer van al,
(Die hem bewaert voor ongeval)
Gebeden schencken.
Besluyt Gebedt gewijs.
ô Groten God ô Heere der Heyr-scharen
Wy vallen u te voet,
En bidden u dat ghy doch wilt bewaren,
Jn geluck en voorspoet,
Ons Prins valjant,
Nu Koning van Brittanjen,
Geeft Heer dat sijn Vyand onvroom,
Gestaegh moet vluchten door den Boom,
Al van Oranjen.
|
|